Chapitre 2 woordjes A NL > F Flashcards
1
Q
de twijfel
A
le doute
2
Q
de spreekbeurt
A
l’exposé m
3
Q
bekennen, toegeven
A
avouer
4
Q
blijven zitten
A
redoubler
5
Q
doordraaien
A
flipper
6
Q
de mensen
A
les gens mmv
7
Q
het doel
A
le but / l’objectif m
8
Q
de verwachting
A
l’attente v
9
Q
toegankelijk
A
accessible
10
Q
slagen
A
réussir
11
Q
tegen elke prijs
A
à tout prix
12
Q
(ver)eisen
A
exiger
13
Q
in vertrouwen nemen
A
se confier à
14
Q
eruit komen
A
s’en sortir
15
Q
positief blijven
A
garder le moral