Chapitre 5 woordjes A NL > F Flashcards
1
Q
je vakantie doorbrengen
A
passer ses vacances vmv
2
Q
in het buitenland
A
à l’étranger m
3
Q
de tentoonstelling
A
l’expo(sition)
4
Q
liften
A
faire de l’auto-stop
5
Q
uitgaan (disco)
A
sortir en boîte
6
Q
aan, bij
A
au bord de
7
Q
rondom
A
autour de
8
Q
in de open lucht
A
en plein air
9
Q
indrukwekkend
A
impressionant
10
Q
feestvieren, stappen
A
faire la fête
11
Q
wandelen
A
se balader
12
Q
de openingstijden
A
les heures d’ouverture
13
Q
de toegang
A
l’entrée
14
Q
behalve
A
sauf
15
Q
bijwonen
A
assister à