7-poezie/herhaling Flashcards

1
Q

Wat is het poetische systeem?

A

Een gedicht heeft ‘meer’ vorm dan andere teksten (primair linguistisch systeem.

Poetisch systeem (vormkenmerken die met name/alleen in poezie voorkomen) o.a.:

  • metrum
  • versregels
  • strofen

= meer middelen om betekeniseffecten te produceren.

p173

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er in de eerste leesfase?

A

Riffaterre noemt het de heuristische (langs methodische weg tot ontdekkingen komen) fase.

  • linguistische tekens worden vnl als referentieel (verwijzing naar handeling of bewering over object of situatie) gelezen
  • maar: levert ongrammaticaliteiten op (passages/uitdrukkingen die niet als referentiele verwijzing naar werkelijkheid gelezen kunnen worden)
  • gedicht bevat ook extragrammaticaliteiten (vormkenmerken die binnen grammatica van referentiele wereld geen plaats/betekenis hebben).

In deze fase twee vragen stellen:

  • Uit welke zinnen bestaat de tekst? (onderw, gezegde, lijd vw)
  • Zijn er afwijkingen van gebruikelijke zinsbouw? Formuleer de afwijking.

p175

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er in de tweede (poetische) leesfase?

A

Obstakels uit eerste fase worden sleutel voor interpretatie volgend niveau.

p175

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een hypogram?

A

Volgens Riffeterre is dat een onderliggende standaarduitdrukking/zinsnede.

Kan bestaan uit

  • standaarduitdrukking
  • citaat uit een tekst
  • conventionele associatie.

Is nooit letterlijk aanwezig in de tekst, maar product van interpretatieve handeling: lezer moet m activeren/concretiseren (vgl intertekstualiteit).

Gedicht Achterberg (p174): twee hypogrammen

  • Gij = dichtkunst (standaardopvatting)
  • Gij vergeleken met God = dichtkunst iets goddelijks

p175

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De poetische tekst is trefpunt van twee formele systemen. Vat het linguisitisch en het poetisch systeem kort samen. Hoe kunnen ze elkaar in een gedicht treffen?

A

Ling.systeem bevat eenheden als:

  • tekst
  • zin
  • zinsdeel
  • woordgroep
  • woord
  • foneem (betekenisonderscheidende klankeenheid)

Poetisch systeem, eenheden zoals:

  • tekst
  • strofe
  • versregel
  • versvoet

LS en PS kunnen in gedicht harmonieren en conflicteren: PS wil dat lezer even stopt, LS wil lezer laten doorlezen = conflict = extra dimensie aan poezie (betekenis krijgt gestalte).

p176

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Herhaling is het belangrijkste principe dat gestalte geeft aan het poetisch systeem. Welke vormen van herhaling worden besproken?

A
  • een versvoet
  • een versregel
  • een strofe
  • rijm
  • alliteratie
  • assonantie

p177

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is metrum?

A

Een regelmatige herhaling van beklemtoonde lettergrepen (heffingen), waartussen het aantal niet-beklemtoonde lettergrepen (dalingen) constant is.

  • Poezie kent doorgaans (!) metrum, is niet-essentieel kenmerk.
  • Kan in meer of mindere mate consequent toegepast zijn
Versvoet = 1 losse herhalingseenheid
Metrum = regelmatige herhaling van versvoet.
  • Syllabotonisch vers: metrum door vaststaand aantal beklemtoonde lettergrepen (oudere Nldse poezie).
  • Heffingspoezie: aantal beklemtoningen per regel vastgelegd, aantal lettergrepen kon varieren (Oudgermaanse talen, sommige Middelnldse poezie).
  • Syllabische poezie: alleen aantal lettergrepen per regel ligt vast.
  • Vers libre/vrij vers: geen regels tav klemtoon of aant lettergrepen (moderne poezie).

p177

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke versvoeten kunnen obv verhouding tussen heffing en aant dalingen onderscheiden worden?

A
  • Jambe: kort lang ¬ √
  • Trochee: lang kort √ ¬
  • Dactylus: lang kort kort √ ¬ ¬
  • Anapest: kort kort lang ¬ ¬ √
  • Amfibrachys: kort lang kort ¬ √ ¬

p177/204

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe stel je metrum vast?

A
  • heffing herkenbaar als accent in ling systeem –> ondubbelz en niet-accenten zetten je op spoor metrum (evt woordenboek. lidwoorden/voornaamwoorden hebben geen woordaccent)
  • accent in zin: vaststellen door zin te lezen. Kan dubbelz zijn omdat ze verschillend gelezen kunnen worden. Structuur zichtbaar maken door afscheidingen | aan | te | brengen.

p178

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is antimetrie?

A

Accent van een lettergreep dat ingaat tegen het op grond van het metrum verwachte accent –> spanning tussen metrum als norm en de variaties daarop. Def: conflict tussen het ling en poet systeem dat veroorzaakt wordt door een woord om ling redenen te beklemtonen, terwijl metrum een ander accent doet verwachten.

Functie: voorkomen van een dreun wanneer een metrum te star wordt doorgevoerd. OOK: mogelijk gevolgen voor betekenis, want versterking van zinsaccent; extra na bewust door dichter aangebracht.

p179/225

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Versvoet is de kleinste metrische maateenheid, daarop volgt versregel. Wat is dat en hoe herken je een versregel?

A

Versregel

  • typografisch afgebakend (er volgt wit op)
  • vaak een gelijk aantal lettergrepen (= isosyllabie). Uitstoten/samentrekken van een zwakke/niet beklemtoonde lettergreep met volgende: elisie (bv donk’re, huiv’ren). Door dichter of lezer.
  • regelmatige afwisseling (on)beklemtoonde lettergrepen
  • regelmaat door regelmatige herhaling versvoet
    • viermaal herh = viervoeter/tetrameter
    • vijfmaal herh = vijfvoeter/pentameter
    • zesmaal herh = zesvoeter/hexameter
  • Soort versvoet + herhaling: bv jambische pentameter, dactylische pentameter, trocheische tetrameter. Alexandrijn = zes jamben.

p179

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt - naast een gelijk aantal lettergrepen - in traditionele en moderne poezie regelmaat verkregen?

A
  • Traditioneel: eindrijm = rijm markeert samen met wit het einde van de versregel
  • Modern/vrije vers: geen metrisch schema en onregelm regellengte, onverwacht rijm –> alleen het wit fungeert nog als onderscheidende factor (gaat om expressieve waarde, niet om gedisciplineerde metriek en strofebouw).

p181

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een strofe?

A
  • equivalent van alinea
  • regelmatige herhaling van versregels
  • ritmische eenheid, vaak versterkt door rijm (trad poezie)
  • strak patroon door strofen van gelijke lengte en bouw (trad poezie)
  • is niet altijd een inhoudelijke eenheid (meerdere strofen vormen inhoudelijke eenheid).

p182

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Som de meest voorkomende strofevormen op.

A
  • Distichon: twee versregels per strofe
  • Terzine/terzet: drie versregels per strofe
  • Kwatrijn: vier versregels per strofe
  • Kwintet: vijf versregels per strofe
  • Sextet: zes versregels per strofe
  • Septet: zeven versregels per strofe
  • Octaaf: acht versregels per strofe
  • Novet: negen versregels per strofe

p182

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Is expressie of betekenis van klank immanent aan de klank zelf?

A

Nee, hoewel we zoeken naar klankexpressiviteit als lezer. Klanken hebben een suggestief effect, dat sterker wordt door herhaling.

De expressie of betekenis wordt in de context van het gedicht tot stand gebracht.

p184

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe ga je om met een natuurlijk geluid als klankeffect in een gedicht?

A
  • klank kunnen vorm en betekenis bepalen
  • natuurlijk geluid nabootsen = klankeffect van verwantschap teweeg brengen
  • vgl onomatopeeen: koekoek/kukeleku. Conventioneel ingegeven!

p185

20
Q

Wat is poesie pure?

A

Een gedicht dat uitsluitend zijn effect ontleent aan klant en ritme; betekenis speelt geen rol meer (niet: Gezelle / wel: Hanlo).

  • verwijst niet naar werkelijkheid
  • heuristisch lezen levert niks op
  • klankexpressie krijgt magisch en rituele werking
  • apostrof manifesteert zich radicaal: is gebeurtenis die zich afspeelt tijdens uitspreken/lezen ervan.

p186

21
Q

Het effect van klanken komt het sterkst tot uiting in rijm. Wat is rijm?

A

Overeenkomst in klank tussen niet te ver van elkaar verwijderde beklemtoonde lettergrepen.

p204

22
Q

Wat zijn de effecten van rijm?

A

Niet eenduiding, hangt van gedicht af.

  1. rijm geeft vorm/structuur aan gedicht. Zichtbare vorm wordt door rijm ook hoorbaar
  2. rijm zorgt voor klankexpressie. Geeft gedicht karakter van een spel.
  3. kan betekeniseffect hebben: rijmende woorden gaan verbintenis/inhoudelijke band aan (assonantie: ‘armen’, ‘glad’, ‘blank’ –> versterking van wat inhoudelijk beschreven wordt.

Niet altijd betekeniseffect kunnen toekennen bij rijmende woorden. Dat effect is mede afhankelijk van rest van het gedicht.

p187

23
Q

Dwangrijm (gekunsteld vasthouden aan regels) werkt vervreemdend maar kan ook expres een humoristisch effect hebben.
Hoe heet een overdaad van klankherhalingen?

A

Dubbelrijm

p187

24
Q

Welke drie onderscheidingen in rijm worden er gemaakt?

A
  1. Het woord rijmt:
    - volrijm: klinker en medeklinkers worden herhaald (water, kater)
    - halfrijm: alleen klinker of medeklinker(s) rijmen (bloes, omfloerst, dansvloer). Assonantie = klinkers rijmen (krant, lamp). Allliteratie = medeklinkers rijmen (kroot, krap)
  2. Onderdeel versregel rijmt
    - eindrijm: aan het eind van versregel rijmen beklemtoonde klinkers + 1/meer medeklinkers
    - middenrijm: woorden in midden versregel rijmen op overeenkomstig geplaatste woorden in volgende regel
    - binnenrijm: woorden die rijmen binnen 1 en dezelfde versregel
    - voorrijm: zowel klinker als medeklinker(s) worden herhaald
    - weesrijm: versregel die niet rijmt in een gedicht dat verder wel eindrijm heeft.
  3. Er is een rijmschema (= rangschikking van verschillende rijmklanken bij eindrijm).
    - Gepaard rijm: aabbcc (vaak in verhalende gedichten)
    - Gekruist rijm: abab
    - Omarmend rijm: abba (vaak kwatrijnen, want versterkt afgesloten eenheid vd strofe)
    - Geborken rijm: abcb of abac
    - Slagrijm: aaaa (humoristisch effect door simplisme.

p189/204

26
Q

Wat is herhaling op linguistisch niveau en wat is het effect?

A

Is niet specifiek voor poetische teksten.
Veel vaker in poezie dan in proza.

–> kan herhaling van enkel woord / woordgroepen / hele versregel zijn

–> (idealiter:) verhoging van de gevoelsintensiteit. Ook: gekunsteldheid (= vervreemdend).

p191

27
Q

Bekijk de taalkundige vragen over ‘Mozaiek’ van Achterberg (p174).

A

Behandeling op p198, opg 7.1

28
Q

Welke vormen van herhaling worden besproken (herhaling woorden of zinsverloop)?

A

Woorden:

  • Anafoor: herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroepen, aan begin van meerdere versregels (semantische samenhang tussen de elementen wordt versterkt. Ook: plechtstatige en serieuze toon)
  • Epifoor: herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep, aan einde van meerdere versregels (tegenhanger anafoor). Refrein = herhaling zelfde versregel aan einde strofe.

Zinsverloop:

  • Parallellisme: herhaling waarbij niet woord of woordgroep maar zinsverloop herhaald wordt. Er zijn ook inhoudelijke parallellen.
  • Synonymisch parallellisme: zinnen met parallel zinsverloop, die inhoudelijk synoniem zijn.
  • Antithetisch parallellisme: zinnen met gelijk zinsverloop die inhoudelijk een contrast of tegenstelling vormen.

p192/204

28
Q

Wat is een Petrarca-sonnet?

A

Strofe-indeling: twee kwatrijnen en twee terzinen.
(vgl Achterberg’s Mozaiek)

p198

29
Q

Hoe ordent de moderne poezie/vrije vers het taalmateriaal?

A

Parallellisme komt in moderne poezie veel voor, want in vrije vers wordt het poetische systeem, metrische en strofische ordening minder consequent nagestreefd –> ordening door herhaling op linguistisch niveau.

Lucebert (p194): geen regelmatige metrische of strofische ordening. Syn parallellisme zet lezer aan oplossingen te vinden voor syntact ongrammaticaliteiten of raadsels. Parallelle zinsbouw duidt op geen ontwikkeling of groei maar een inhoudelijke overeenkomst tussen de opeenvolgende strofen.

p194

29
Q

Bekijk het gedicht van Herzberg ‘Dozen’. p184

A

Zelfs een waardeloos, leeg omhulsel kan waardevol zijn: tegenstelling leeg/waardevol –> herhaling oo: kan gelezen worden als twee nullen, maar frequent gebruikt in gedicht, benadrukken waarde van dozen.

p198

30
Q

Het chiasme/kruisstelling is een bijzondere vorm van parallellisme. Wat is het?

A

Taalelementen worden in omgekeerde volgorde herhaald.

  • mbt eenheden van beperkte of grotere omvang
  • kan elk taalelement betreffen
  • kan behalve formeel ook semantisch of inhoudelijk herkenbaar zijn.

Effecten:

  • Formeel tot uiting komen: plechtig en bezwerend effect. Meer een talige gebeurtenis of taalhandeling dan een mededeling.
  • Speciaal betekeniseffect: (bv Insomnia/Bloem, p195) twee situaties aan elkaar gelijk gesteld, chiasme zorgt voor gelijkstelling/implicatie –> chiasme = retorisch middel. Antoniemen (tegenovergestelde woorden) worden tot synoniemen gemaakt. En andersom.

p195

30
Q

Zie ‘Polderland’ van Marsman p191. Hoe zit het met het rijmschema van elke strofe?

A
  1. kwatrijn; gekruist
  2. kwatrijn; omarmend
  3. kwintet; versregel 2-4 omarmend
  4. kwintet; versregel 2-4 gekruist

3+4: eerste regels rijmen

p199

31
Q

‘Polderland’ van Marsman p191.

Welke linguistische herhalingen?

A
  • 1e strofe: herh gelijkvormige zinsconstructie
  • 4e strofe: herh van deze versregels (NB komma achter land)
  • versregels 3,4 en 5 terug in laatste strofe, maar zonder witregel
  • versregels 1 en 17: zelfde zinsconstructie (i.c. anafoor)
  • versregel 8 en 18: bijna gelijkluidende zin

p199

32
Q

Waarom zijn is de terminologie van deze leereenheid bruikbaar?

A
  • analyse van een gedicht bondig en intersubjectief kunnen presenteren
  • systematische analyse van vormkenmerken belangrijke aanzet voor interpretatie (patronen worden zichtbaar).

p196

32
Q

Zie ‘Chrysanten’ van Faverey, p196. Wijs chiasme aan.

A

Vaas, tafel en raam worden gekruist/chiastisch herhaald.
Zijn context van de chrysanten.
–> verschil tussen twee delen chiasme wordt benadrukt (chrysanten gaan er ahw anders uitzien door omgekeerde volgorde).

p199

33
Q

‘Kranen open’ door Moehlmann p197

Welke herhalingen?

A
  • herhaling van zinnen/zinsdelen
  • herhaling van woorden cq woordgroepen (ic in tegenstellingen)
  • herhaling van klanken (ic alliteratie en assonantie)

p200