10-poezie/betekenis symbolen Flashcards

1
Q

Wat is retorica?

A

Door de klassieken ontwikkelde teksttheorie, gericht op openbare redevoeringen, maar (mn na verval Romeinse democratie) is aandacht verschoven naar teksten iha en lit teksten ihb.

Beeldspraak hoort van oudsher bij dit vak.

Slechte naam gekregen in 19e/20eS door:

  • geassocieerd met eindeloze opsommingen en indeling van stijl- en betekenisfiguren
  • retoriek stond voor loze taal, bombast, schijn

Sinds jaren 60 weer aandacht van lit wetenschappers, taalkundigen en filosofen:

  • structuralisme maakt opgang –> herwaardering voor systematische aanpak retorica.
  • poststructuralisme: retorica gaat van taal-/tekstopvatting uit waarbij taal niet alleen passief mededelend is, maar ook een actieve rol van beinvloeding en bewerking heeft.

==> meer aandacht voor stijlfiguren en beeldspraak in verhalende en dramatische teksten.

==> dat poetische teksten bij uitstek figuurlijk of beeldend zouden zijn is gevolg van te beperkte/romantische poezie-opvatting. In westerse poezietradities zijn stijlfiguren/beeldspraak hooguit opvallender en bewuster gebruikt (= culthist observatie).

==> veel retorische aspecten houden ook nauw verband met proza, niet alleen met poezie!

p264

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk onderscheid wordt van oudsher gemaakt in de retorica? Beschrijf beide.

A
  1. Persuasieve retorica: nagaan hoe redevoering of tekst is opgebouwd en vormgegeven, zodat deze overtuigt (voorschriften). In huidig onderwijs plaats bij taalbeheersing.
  2. Ornamentele retorica: vorm en functie van stijlfiguren en betekenisfiguren in tekst.
    Stijlfiguur = ordening van woorden (bv woordherhaling/inversie). Poet leeshouding gespitst op stijlfiguren (dus daarvoor van extra belang).

p264

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn tropen?

A

Belangrijkste betekenisfiguur (betekenisfiguur van verandering)

  • betekenisoverdracht, waardoor nieuwe betekenis ontstaat.
  • ook: beeldspraak (in enge zin).

Twee hoofdcategorieen:

  1. metafoor (gelijkenis)
  2. metonymie (contiguiteit) en synecdoche (ingeslotenheid).

NB: Stijlfiguren zijn figuren van ordening van woorden en woordgroepen (bv inversie, woordherhaling, alliteratie). Zie LE 7 en 8.

p264

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een symbool?

A

Tekensoort waarbij de relatie tussen teken en betekenis op grond van een cult conventie of afspraak tot stand is gekomen.
Een teken waarbij datgene waarnaar verwezen wordt (meestal iets materieels) op grond van associaties iets meer en iets anders betekent (meestal iets immaterieels) [Van Luxemburg]. Bv de rode roos.

Semiotiek heeft duidelijk gemaakt dat symbool eigenlijk geen betekenisfiguur is maar een tekensoort.

p264/279

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

TROPEN

Hoe vindt bij tropen betekenisverandering plaats?

A

Door substitutie van begrippen. Bv: ik lust nog wel een glaasje (= wijn).

p265

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

TROPEN

Waarom is een troop niet slechts ornamenteel?

A

Winst is dat troop pakkender, levendiger, beknopter kan zijn dan corresponderende letterlijke uitdrukking.

Auteur: bij tropen betekenisoverdracht en een nieuwe betekenis ontstaat of betekenisaspect extra benadrukt.
==> troop krijgt creatieve, cognitieve functie; daadwerkelijk nieuw inzicht komt tot stand. Nieuw perspectief dat onverwacht licht kan werpen op wat met de troop aangeduid wordt.

p265

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TROPEN

Wat is een metafoor?

A

Substitutie van begrippen obv gelijkenis tussen de begrippen.

Aristoteles:

  • dichter kan niet op een ander terugvallen
  • daaruit alleen blijkt intelligentie
  • berust op vermogen om het overeenkomstige te zien.

Vasalis: moeder als astronaut (wit; geen controle over wegzweven). Gaat niet om een los woord maar een omvattend semantisch veld dat in geheel metaforisch opgevat moet worden. Semantisch patroon overschrijdt zowel woord- als zinsgrenzen.

p265/279

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TROPEN

Waarom wordt een metafoor ook figuur van identiteit genoemd of een ingekorte vergelijking?

A

Gedeelde identiteit staat op voorgrond. Maar vergelijking geen troop, want geen substitutie.

p267

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

TROPEN

Wat is het verschil tussen een metafoor en een vergelijking?

A

Twee objecten/begrippen/situaties worden met elkaar vergeleken.

Vergelijking: explicieter dan metafoor
Metafoor: indringender effect dan vergelijking.
- interpretatie alleen mogelijk als eerst de onverenigbaarheid vd niet-figuurlijke betekenis vd uitdrukking ziet met de rest vd context.
- dan pas gelijke betekenisaspecten uit de betekenisvelden te verdisconteren.
–> dus zowel verschil als identiteit/gelijkheid spelen rol bij manier waarop betekenis tot stand komt.

Beschrijving en analyse van vergelijking (Genette):

  • vergelijker
  • vergelekene
  • verbindingswoord
  • motief.

Mieke is slim als een vos (volledige vergelijking want alle vier elementen aanwezig)

  • Mieke = vergelekene
  • Vos = vergelijker
  • Slimheid = motief
  • Als = verbindingswoord.

Ingekorte vergelijking wordt pas een metafoor als vergelijking zo ver ingekort is dat zowel verbindingswoord als het vergelekene niet expliciet gebruikt worden: ‘vos’ of ‘slimme vos’ waarmee persoon wordt aangeduid.

p268

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

TROPEN

Som de bijzondere gevallen van vergelijking en metafoor op.

A

> Homerische vergelijking: zeer breed uitgewerkte vergelijking (Ilias en Odyssee). Je vergeet bijna dat er iets vergeleken wordt.

> Allegorie/voortgezette metafoor: metafoor die hele tekst bestrijkt (Elckerlyc; Biencorf; Animal Farm)

==> beide een voortzetting/uitbreiding.
MAAR:
- allegorie is metafoor + gehele tekst
- hom vergelijking = expliciete vergelijking + onderdeel van tekst.

> Personificatie (bijzondere metafoor): abstracties of levenloze dingen worden daarbij voorgesteld als levend.

> Synesthesie: de ene zintuigelijke indruk wordt ingewisseld voor een andere. Bv schreeuwende kleuren. Pierre Kemp.

> Catachrese/afgesleten metafoor: bestaat geen letterlijk substituut (meer). Bv teentje knoflook, tafelpoot. Of zijn er nooit letterlijke uitdrukkingen voorhanden geweest? Argument tegen opvatting dat tropen slechts een stilistische functie hebben (hier evident creatieve/cognitieve functie, want anders kunnen we deze zaken niet aanduiden).

p270

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

TROPEN

Waarom worden metonymie en synecdoche tropen van contiguiteit genoemd?

A
  • geen relatie van gelijkenis maar ‘aangrenzendheid.
  • begrip wordt gebruikt ipv een ander waaraan dit op enigerlei wijze ‘grenst’.
  • metonymie meest duidelijk: zowel contiguiteit (ruimte) als continuiteit (tijd).
  • synecdoche: geen contiguiteit in eigenlijke zin, maar relatie van ‘ingeslotenheid’.
    = deel staat voor geheel (pars pro toto). Bv de vloot bestaat uit honderd bodems.
    = geheel staat voor deel (totum pro parte). Bv Nederland verloor met 1-0.

p271

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

SYMBOOL

Wat is semiotiek?

A

Leer van de tekens. Er worden er drie onderscheiden:

  1. icoon
  2. index
  3. symbool

p272

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SYMBOOL

Waarom is de relatie met de betekenis arbitrair?

A

Betekenisrelatie bestaat omdat er een culturele conventie bestaat volgens welke iets staat voor iets anders dat afwezig is.

Taaltekens zijn symbolisch, geen gemotiveerde relatie tussen woord en handeling oid die gesymboliseerd wordt (bv scheerkwast, verkeersbord, blond=dom, hamer en sikkel, vissen en brood). Gaat er om dat het ongemotiveerd is en conventioneel bepaald.

==> lezen van poezie afhankelijk van bredere culturele kennis om daarme te kunnen herkennen en interpreteren.

p273

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly