16-middeleeuwen/stad Flashcards

1
Q

Welke verschuiving bracht de bloei vd steden (va 1400) teweeg?

A
  • literatuur niet langer domein van vorstelijke mecenassen/adel => lit werd gemeengoed.
  • burgers spreken in groepen/clubs over literatuur (rederijkers/stedelijke lit elite).
  • burgers zien het als voorrecht om in vrije tijd te lezen
  • sturen kinderen naar school.
  • behoefte aan literatuurbeoefening: rederijkerskamers.

p47

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontwikkelde het rederijkerswezen zich?

A
  • Behoefte aan georganiseerde club om passie voor schrijven lit teksten te delen.
  • Ideen uit Fr: rhetoriqueurs (ars retorica: kunst van mooi/verzorgd spreken), ook in kamerverband.
  • Net als in oudheid stelden ze regels op hoe proza (oudheid) op te stellen (= goede literatuur). Favoriet bij rederijkers : toneel/poezie.

Organisatie ve kamer:

  • toezichthouder/factor: om leden ad regels te houden
  • prince: leiding vd kamer
  • nar/zot: humor

Landjuwelen/wedstrijden binnen/tussen kamers of regio’s of landelijk.
Kaerte: onderwerp waarover toneel/gedicht moest gaan + vermelding prijzen.

p49

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

TONEEL

Welke drie categorieen rederijkerstoneel zijn er?

A

1 - komisch / zot: toeschouwer laten lachen. Platte humor, schelden, slaan om geringe redenen. Omgekeerde wereld (vrouw de baas, geestelijken bespot, boer slimmer dan stedeling). Playerwater (bedrogswater). Moraliserend einde; christelijke boodschap typisch voor een zot.

2 - liefde / amoureus: kan komisch of zeer ernstig zijn.

3 - ernstig / vroed / spelen van sinne (belangrijkste groep): vaak allegorische figuren (abstr begrip/idee; personificaties), in relatie met menselijke hoofdpersoon, sporen zij aan tot een bep handeling. Zo op toneel drijfveren voor menselijke handelen aanschouwelijk maken.
Ook: sinnekens (duivelse verleiders die mens tot val willen brengen). Bijv Pyramus ende Thisbe (doden zichzelf door misverstand, komen door sinnekens in de hel).
Sinnekens ook komische figuren in rederijkerstoneel met dynamische paradoxale dialoogjes in rustpauzes in toneelspel.

p50

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

TONEEL
Drie daghe here: begint met messagier (bode)/proloog. Waarom zegt bode twee keer dat publiek moet horen/zwijgen? Is het een amoureus/wijs/zot toneelstuk?

A

Het is een openluchtuitvoering, dus bode wil aandacht/stilte.
Het is een zot toneelstuk want bode vertelt dat mannen onder de plak vd vrouw staan. Gaat dus om een verkeerde wereld, typerend voor zot rederijkerstoneel.

p51/61 opg1.19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

MORAAL

Bespreek adhv Elckerlijc (laat 15eS) hoe middeleeuwers dachten over leven en dood.

A

Wordt ook bekend in Eng (Everyman, vroeg 16eS) en Dtsl (Jedermann, 1911). Tijdloos dus.

Elc wordt de dood aangezegd en mag een gezel uitkiezen. Elc’s Deugd (allegorisch) is ziek, Elc heeft haar levenslang schade berokkend. Elc wil haar gezond maken en meenemen de dood in, want zij is enige die God iets goeds kan vertellen over Elc. Allegorie (zelf)Kennisse schiet te hulp: berouw tonen, biechten, boete doen. Deugd weer gezond en vergezelt Elc de dood in.

Moraal: dood komt onverwacht, bereid je daar gedurende je leven op voor; wees dus deugdzaam. Maar had je genoeg gebiecht/boete gedaan..?
Iedereen moet altijd aan zonden denken en die op tijd goed maken. Mens moet zelf iets voor zijn redding doen.

p53

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MORAAL

Wat heeft Elckerlyc precies misdaan? Waarom noemt auteur het toneelstuk een Spyeghel? Wat is verband met hoofdfiguur?

A

E heeft niet aan hiernamaals/oordeel Gods/leven na de dood gedacht. Dus niet in luxe/overvloed leven maar ook goede daden doen, want die pleiten voor hem in aangezicht Gods.

Publiek wordt een spiegel voorgehouden: gaat over elckerlijc/iedereen. Tot inzicht komen/berouw tonen/zonden opbiechten/boete doen.

p53/61 opg1.20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

GEDICHTEN

Hielden rederijkers van eenvoudige gedichten?

A

Nee, speelden graag met taal:

  • binnenrijm
  • kettingrijm
  • acrostichons (extreem bv: De Roovere: ghedicht op dat woort Maria: vorm en inhoud in evenwicht).

Enige overgebleven poetica door rederijker: Const van rhetoriken door Matthijs de Castelein: evenwicht van vorm en inhoud maakt gedicht goed.

p54

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

GEDICHT

Wat is de Const van rhetoriken?

A

Verzameling regels over dichtkunst:

  • rijmvormen
  • beschrijvingen verschill gedichtvormen, mn:
  • ballade
  • rondeel
  • refrein (meest typerend voor rederijkerslit).

p54

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

GEDICHT

Wat is een refrein?

A

Ontwikkeld uit Fr ballade.

  • minstens 4 strofen
  • laatste strofe opgedragen aan prince (leider vd kamer/God/Christus/(vrwl, princesse:) Maria)
  • elke strofe ongeveer 8-16 regels muv princestrofe (korter + conclusie vh refrein)
  • ingewikkeld rijmschema
  • laatste versregel v elke strofe is identiek (= refrein + titel + kern vd strofe. ‘Stokregel’)

Ook voor refreinen interlok wedstrijden, vaak icm toneelwedstrijd.

p55

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

GEDICHT

Kwamen gedichten in toneelstukken voor?

A

Ja, mn rondelen en refreinen.
Bekendste: Mariken van Nieumeghen (kan ondanks pact met de duivel een lofrefrein (gave vd HGeest) op de retorica uitspreken).

p55

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

GEDICHT:

Schreven vrouwen ook refreinen?

A

Vrouwen waren geen lid v rederijkerskamers. In 1512 haalde Anna Bijns (?) haar mannelijke tegenstanders onderuit met een refrein. Zij was zeer productief. Bekritiseerde met haar refreinen ook de leer van Luther.

p56

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

GEDICHT

Welke gevolgen hadden Luther’s hervormingsideeen (1517) op het werk van Anna Bijns?

A

Luther was tegenstander van aflaathandel, want niet geestelijken maar God konden beslissen over zielenheil van mensen.
Geschriften in volkstaal verspreid (geen massaproductie maar genoeg; goedkoop).

Bijns vond dat ketterij uitgeroeid moest worden. Richtte haar refreinen aan kath lezers, om vast te houden aan hun geloof. Behalve boodsch (lezer tot nadenken animeren) is ook haar begaafdheid als dichteres belangrijk (zeer creatief mbt talig formuleren van beschuldigingen; enorme virtuositeit in omgang met taal).

Bijns is een vd laatste middeleeuwers: per definitie moest kath wereld beschermd worden.

p57

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
GEDICHT
Anna Bijns (17b): waaraan kun je zien dat het om laatste strofe gaat? Welke regel is stokregel? Is dit amoureus/vroed/zot refrein? Waar gaat het over?
A
  • eerste regel opgedragen aan prince (ic prins/prinses Christus/Maria)
  • Stokregel: laatste regel
  • Vroed: reli onderwerp. Smeekbede aan Chr en Maria: smeken om steun/troost/genade want misleid door viant (waarsch Luther) en zijn fantasie.

p57/61 opg1.21

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rederijkers waren het er ldl over eens wat goede lit was, dus meetbaar/obj oordeel via wedstrijd mogelijk. Wat is de keerzijde?

A
  • Beperking creativiteit.
  • Niet talent maar mate van ad regels houden wordt beoordeeld.
  • Teksten kunnen onnatuurlijk overkomen.
  • Nauwelijks ruimte voor nwe ideeen.
    p49/61 opg1.18
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly