26-mod lettkunde/80-14/dl1 Flashcards

1
Q

Wanneer begint de moderne letterkunde?

A

1880, met de opkomst van een nieuwe generatie, de Tachtigers. Literatuur ontwikkelt zich tot autonoom domein met eigen vormen van organisatie en die tegelijk zoekt naar verhouding tot andere gebieden id samenleving.
Wordt onderbroken door WO I, maakt einde aan mentaliteit vd 19eS.
Vijftigers brengen naoorlogs begrip vh leven en literatuur.

p181

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

HIST&CULT CONTEXT

Beschrijf kort het modernisering- en mechaniseringsproces dat in de 19eS op gang kwam.

A
  • Baanbrekende ontw wetenschap en techniek (telefoon, fiets, auto, vliegtuig icm electriciteit; rontgenstraling, bacterien).
  • Positivistisch denken: nadruk op empirisch waarneemb feiten en causale verklaringen.
  • Parallel: trad, kerkelijke en reli zingeving verliest terrein.
  • Verwijzingen naar nieuwe mystiek: bv theosofie (‘synthese wetensch inzichten en reli waarheden’).
  • Psychoanalyse Freud: problematiseren vd stabiele en coherente identiteit (Nietzsche: mens gedreven door onbeheersbare krachten en God is dood; Darwin en Marx: mensel bestaan door biol/econ factoren bepaald).

p183

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

HIST&CULT CONTEXT

Wat was de economische ontwikkeling?

A
  • Belgie: sinds 1830 moderne, geindustrialiseerde staat (steenk en ijzererts, staalind, spoorwegen, textiel, haven).
  • Nld: industrialisering trager; focus op nwe bedrijfstakken.
  • Handel: karakter veranderde (bv keten C&A’s).

Econ bloei stimuleerde pol en cult invloed burgerij (maar: contrast met fabrieksproletariaat) => arbeidersbeweging oefenen druk uit op burgerl dominantie; uitbreiding stemrecht. Feminisme (kiesrecht; onderwijs; betaalde arbeid).

p183

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

HIST&CULT CONTEXT

Beschrijf de emancipatietendensen.

A
  • Nld: kath geloofsminderheid op voorgrond.
  • Belgie: Vlaamse Beweging (aanvankelijk cult en letterk, later ook pol en econ): ook Nlds meer wettelijke erkenning en verspreiding.
  • Nldse verzuiling: vorm van emancipaite, en ook een strat om weerstand te bieden aan modernisering en ontkerkelijking.

p184

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

HIST&CULT CONTEXT

Welke reacties riep de modernisering vd maatschappij op bij intellectuelen en kunstenaars?

A
  • Wereld is onherkenbaar veranderd, 19eS op laatste benen (‘fin de siecle) => besef dat beschaving in crisis verkeerde, pessimisme, belangstelling voor degeneratie en decadentie.
    vs
  • Geest van optimisme door wetensch en soc vooruitgang icm fin de siecle-woeling.

WO I breukvlak, einde vd Belle Époque.

p184

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

LIT CONTEXT

Welke opmerkelijke verschuivingen deden zich voor in de Belle Époque?

A
  • Literatuur werd vrijplaats met eigen, specifiek lit wetten: institutionele autonomie.
  • Proces eerder begonnen maar stroomversnelling rond 1900: differentiatie, specialisatie, professionalisering.
  • Band schrijver/samenleving minder vanzelfsprekend (heteronome/niet-autonome factoren in literatuur moet telkens opnieuw onderhandeld worden).

p185

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

LIT CONTEXT

‘Autonomie’ kan ook op twee andere ontwikkelingen (naast ontstaan van lit instituties) slaan. Welke?

A

1) Poeticale autonomie: literaire tekst niet id eerste plaats in dienst vd weergave vd buitenwereld of overbrengen boodschap. Is constructie van (typisch literaire) taal.

2) Autonomie vd auteur: voluit leven voor de lit ipv een positie id samenleving (dominee, koopman).
- schrijver heeft steun markt/overheid nodig;
- maar: wil dat werk los staat van econ/andere niet-lit overwegingen.
=> schrijven van lit is vak en dus organisatievormen (bv auteursrecht, beroepenverenigingen.

p185

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

LIT CONTEXT

Er ontstond een zekere spanning tussen de bohemien/dandy kunstenaars en de behoudende burger. Beschrijf.

A

Autonome lit creeert een afstand tussen mod auteur en lezend publiek.
vs
Aantal lezers neemt toe door breder toegankelijk onderwijs en meer boeken kunnen permitteren. Publiek verwachtte bevestiging eigen maatsch/levensbesch idealen icm lering/vermaak.

Maar: bohemien en dandy zoeken naar verhouding tot beginnende massacultuur (mn na WO I)

p187

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LIT CONTEXT

Hoe veranderde de distributie van boeken?

A
  • techn ontwikk drukkersvak;
  • boekhandel
  • leesgezelschappen (gezamenlijk aanschaffen boeken en tijdschr)
  • leesmusea (collectie boeken, kranten, tijdschr, brochures + leeszaal)
  • comm leesbibliotheken (vaak icm boekhandel)
  • volksbibliotheken (opvoedend perspectief)
  • parochiebibliotheken

Openb bibliotheken en leeszalen pas beging 20eS.

p187

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

LIT CONTEXT

Was vernieuwende literatuur populair?

A

Nee.

  • lezer had sterke voorkeur voor roman, maar vernieuwing speelde zich vooral in poezie af.
  • behoefte aan ontspanning en herkenning, maar daaraan kwamen mod auteurs niet tegemoet.
  • leesmusea namen wel recente lit op, maar meer vraag naar convent tijdgenoten.
  • oudere 19eS teksten (hist romans, Camera Obscura, dorpsverhalen) bleven populair.

p188

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

LIT CONTEXT
De ontwikk naar autonome lit was elders in Eur al eerder ingezet. De Franse stromingen naturalisme (proza) en symbolisme (poezie) hadden impact op lit in Nld en Vldrn.
In 1880 kondigde het werk van Guido Gezelle al ontwikkeling ri autonome lit aan.
Vertel over Gezelle.

A
  • Begin loopbaan: poezie instrument om conservatieve kath en Vl gezinde ideologie uit te dragen.
  • modernisering ervoer hij als een bedreiging; vasthouden aan oude waarden en normen.
  • Vlaamse taal = West-Vlaamse variant (die hij als getuige ve oudere taalfase beschouwt icm reli woorden en wendingen uit middeleeuwen, 16e/17eS).
  • Poezie: natuurbeschrijving die reli geduid wordt. Ook: traditionele vorm (klass versleer). Veel gelegenheidspoezie (vgl Nldse dominee-dichters).
  • Vanaf 1862 (Gedichten, Gezangen en Gebeden): opmerkelijke andere soort poezie (typografie, metrum, rijm). Poet taal niet zonder meer in dienst v overbrengen boodschap, maar krijgt belang op zichzelf. Centraal stellen persoonl gevoelens. Toegenomen autonomie gedicht, gaat zijn eigen weg, vervult functie voor lezers.
  • 1897 (Rijmsnoer): autonomie poet taal verder uitgebouwd: gedicht helemaal spel met taal, beeld en klank, zonder reli duiding.
  • Weinig lof generatiegenoten, maar wel van vernieuwende jongeren (Beweging van Tachtig, tijdschr Nu en Straks).

p190

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

LIT CONTEXT

Autonomie wordt in de lit studie in minstens drie betekenissen gebruikt. Noem die betekenissen en licht ze kort toe.

A

a) Institutionele autonomie: ontstaan apart literair veld met eigen instituties (tijdschr, uitgeverijen, prijzen etc)
b) Poeticale autonomie: opvatting dat lit tekst in eerste plaats een constructie v (typisch lit) taal is, niet weergave vd buitenwereld of manier om een bep boodsch over te brengen.
c) Autonomie vd auteur: auteur ontleent gezag niet aan bep maatsch positie maar aan schrijverschap zelf; wil van de pen leven.

p190/265 opg4.1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TEKST 35b/GEZELLE

Gezelle gebruikt twee metaforen om nauwe band tussen de dichter en zijn gedichten aan te wijzen. Wijs aan.

A
  • ‘mijn dichten, mijn geliefde’
  • gedichten als kinderen vd dichter:
  • ‘uw vader den Poeet’
  • ‘geliefde kroost’

Proces van voortbrengen gedicht metaforisch als dragen, baren en voeden ve kind voorgesteld:
* ‘o Dichten, die ‘k gedregen, die ‘k/gebaard hebbe etc’.

NB: dichtende ik-figuur lijkt zichzelf niet als vader maar als moeder van zijn gedichten te zien.

p191/165 opg4.2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

LIT VERNIEUWING

Wat zijn de Beweging van Tachtig en Van Nu en Straks?

A
  • jonge schrijvers die lit grondig wilden vernieuwen:
  • bevrijden van door godsdienst/moraal opgelegde conventies;
  • afstand nemen nat lit beknottende tradities;
  • aansluiting zoeken bij intl ontwikk in kunst en lett.
  • laatste kwart 19eS.
  • Nld: Tachtigers / De Nieuwe Gids (1885-1943).
  • Belgie: tijdschr Van Nu en Straks (1893-1901).
  • Voortgekomen uit bescheiden vernieuwingsimpulsen die lit omstr 1875 geleidelijk hadden veranderd.

p191

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

LIT VERNIEUWING

Hoe kregen de jonge, onconventionele schrijvers voet aan de grond in Nld?

A
  • Letterk genootschap Flanor (1881-6) trok jongeren aan: Paap, Van Eeden, Verwey, Van Deyssel, Gorter.
  • Konden publiceren in Dietsche Warande (olv JA Alberdingk Thijm) en De Nederlandsche Spectator en De Amsterdammer.
  • Stichtten eigen forum: De Nieuwe Gids (1885) olv Van Eeden, Vd Goed, Kloos, Paap, Verwey. Breder dan lit alleen, maar lit domineert:
    1. vnl gedichten, indiv gevoelens dichter en
    2. naturalistische verhalen met scherp beeld eigentijdse werkelijkheid vu pessimistisch oogpunt.

p192

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

LIT VERNIEUWING
De Nieuwe Gids zette zich af tegen De Gids (1837-heden; olv Potgieter en Busken Huet) en waren daar een nieuwe variant van. Waarom?

A
  • jongeren profileerden zich niet meer als degelijke burgers, maar als kunstenaars die zich tegen bestaande maatsch orde verzetten.
  • De Gids was vlgs hen in verval geraakt na vertrek Potgieter en BHuet.
  • scheldkritieken Van Deyssel;
  • Kloos: Lit kroniek tegen dominee-dichters.
  • Waardering voor:
  • poezie: Eng romantici (Keats, Shelley),
  • proza: Fr lit (Zola).
  • voorgangers Multatuli en BHuet

Tachtigers slaagden er in hun optreden als revolutie in Nldse lit te presenteren door bestaande ideeen samen te voegen en ze op rad, polemische manier voor voetlicht te brengen.

p193

17
Q

LIT VERNIEUWING

Wat was de bedoeling van Grassprietjes (1885) en Julia, Een verhaal van Sicilie (1885)?

A

Ook buiten De Nwe Gids om positie tov 19eS lit te markeren:

  • Van Eeden (C. Paradijs): spottende overdrijvingen vd domineespoezie en huiselijke poezie. Zgn lofdichten op Tollens en Cats.
  • Julia: Kloos en Verwey. Overdreven de eigenaardigheden vd poezie die zij afwezen. Recensenten herkenden dat niet, werden door hen in brochure aangepakt.

p194

18
Q

LIT VERNIEUWING

Waren de Tachtigers zo eensgezind als ze zich voordeden?

A
  • Versch pol standpunten leiden tot spanning in De Nwe Gids (socialisme vs kunstenaar die alleen schoonheid dient);
  • Persoonl tussen redacteuren (Kloos bleef als enige redacteur over, 1893).

p194

19
Q

LIT VERNIEUWING

Noem de overeenkomsten en verschillen tussen de Nldse en Vlaamse vernieuwing.

A
  • jonge schrijvers, die elkaar ontmoetten in genootschap De Distel (1881-1928, Brussel).
  • heftiger dan Flanor:
  • ouderen wezen Zola en De Nwe Gids af maar behielden greep op genootschap.
  • dus behoefte aan eigen blad: Van Nu en Straks (red: Vermeylen, De Bom, Buysse, Van Langendonck. Later Streuvels, Vd Woestijne, Teirlinck). Richt zich op de toekomst.
  • Programmatische essays, stemmingspoezie, naturalistische proza.
  • Maatsch context: Vlaamse Beweging ijverde voor gelijkw positie Nldse taal en Vl bevolking. VN&S leggen eigen accenten: afstand vd romantische variant Vl Bew + streven naar econ en pol hervormingen. Eur context ipv nationalisme.
    Vermeyle: waardeer Gezelle om zijn dichtkunst en als perfecte vertegenwoordiger vh volk.
    Indiv ontplooit zich maximaal in context vd groep => synthese Vl en Eur / indiv en collect / tussen kunstvormen.

VN&S later dan Nldse vernieuwing:

  • jaren 80: lit in Nld en Vldrn richt zich op indiv en zintuigel waarneming
  • rond 1890: verandering door zoeken naar nwe vormen v kunst van/voor gemeenschap; zoeken hogere werkelijkh id fil en reli.

Laatste was mede oorzaak van uiteenvallen De Nwe Gids (indiv vs maatsch betrokkenh), niet het geval bij VN&S.

p196

20
Q

LIT VERNIEUWING

Welke invloed heeft de Beweging van Tachtig op de Nldstalige lit in N en Z gehad?

A
  • opvattingen over aard en functie van literatuur.
  • beeld dat door 80-ers van lit verleden werd geschilderd: promotiecampagne tegen 19eS lit, pas vrij recent genuanceerder.

p197

21
Q

LIT VERNIEUWING

Noem twee overeenkomsten en 1 verschil tussen Beweging van Tachtig en VN&S.

A

Ovk:

  • Gaat om jonge, vernieuwende schrijvers.
  • ontmoetten elkaar in letterk genootschap.
  • richten eigen lit tijdschrift op.

Verschil:

  • meningsverschillen over maatsch functie v lit (De Nwe Gids);
  • verzoenen meer individualistische en meer maatschgerichte visies op lit (VN&S). Door Vl Beweging; veranderende lit klimaat jaren 90.

p197/265 opg4.3

22
Q

POEZIE 80
Kloos formuleerde in zijn inleiding tot de posthume ‘Gedichten’ van Perk, de belangrijkste poezie-opvatting van Tachtig. Welke elementen?

A
  1. Poezie = een stemming, emotie, passie (Keats, Shelley, Leigh Hunt: ‘poetry is imaginative passion’). Dus creatie nwe taal door dichter, die aansluit bij vluchtige stemming.
  2. Eenheid van vorm en inhoud: iedere verandering in woorden veroorzaakt een gelijke wijziging in beeld/gedachte, nuancering vd stemming. ‘Juistheid van klankexpressie’ en ‘noodzakelijkh en zuiverh der beeldspraak’.

=> afwijzing dominees-/biedermeierpoezie. Maar geldigheid voor hele groep; breed publiek.
=> taalgebruik: gebruiken arsenaal bestaande retorische traditie.

  1. Poezie = weinigen hebben gave om het te apprecieren + dichter buitengewone figuur. En dichter moet vrij zijn van de wereldzorg (moet lijden maar zal daardoor onsterfelijkh verkrijgen).
  2. Dichtkunst (‘waarbuiten geen waarachtig heil te vinden is’) als religie, met dichter als Christusfiguur.

NB: algemener, estheticisme: verheerlijken schoonheid, l’art pour l’art.

p199

23
Q

POEZIE 80

Hoe verhouden Kloos’ invloedrijke opvattingen zich tot de poezie zelf?

A

JACQUES PERK:

  • geen rad breuk met voorafgaande, sluit aan bij traditie:
  • klass retorica
  • moraliseert soms
  • vernieuwende elementen, bv ‘Mathilde’:
  • inhoud: nauwk beschreven zintuigelijke expressie aan persoonl emotie gekoppeld.
  • taalgebruik conventioneler, maar gebruik beelden om zintuigelijke indruk zo exact mogelijk te benaderen.
  • synesthesie: zintuigen lopen door elkaar.
  • Sonnet: hoewel strikte voorschriften teruggrijpen door Tachtigers op renaissancedichters (bv Petrarca, Hooft) EN sloot aan bij bij visie op poezie als passie (vorm om emotie uit te drukken en te beheersen, want spitsvondigheid nodig. Kloos: volta weerspiegelt structuur ve emotie).

Perk beinvloedde vooral Tachtigers, mn Kloos, Verwey, Swarth.

HERMAN GORTER:

  • Gedicht ‘Mei’ (debuut) interessant vb van poezie van Tachtigers.
  • Lang episch-lyrisch gedicht. Mei als meisje; figuren uit klass en Germ mythologie en sprookjeswereld.
  • Valt op door originele beelden en vergelijkingen (gasverlichting, fiets, trein); combinatie vernieuwing/traditie.
  • Gepaard rijmende verzen; variatie op metrisch patroon vd vijfvoetige jambe.
  • Eerste boek vergelijkingen; tweede/derde boeken meer filosofisch.

Discussie over interpretatie van Mei:
1. gedicht over spanning tussen natuur en ziel. Mei staat voor eerste pool v die tegenstelling, Balder voor tweede (leidt geestelijk leven). Eeuwige en tijdelijke niet in overeenstemming te brengen, kunnen niet tot samenhangende eenheid komen. G kiest niet voor 1 vd polen. Balder kan ook dichter symboliseren.
vs
2. Gedicht over dichterschap: los van aardse, maar creeert aardse beelden. Raakt aan spanning in poezie en poetica Tachtig:
- gefascineerd door zintuigelijke schoonheid, in poetische taal omzetten, tegelijkertijd vergankelijk.
- betrokken op de wereld, maar ook sterk op zichzelf en hogere gericht.

  • ‘Verzen’ (1890) week af van ‘Mei’:
  • korte verzen met indiv impressies, met grote vrijheden in versbouw.
  • vrije omgang met syntaxis.
  • expliciet thema: moeilijkh om ervaring of gevoel in conventioneel taalgebruik uit te drukken.
    => ultieme consequentie van poetica van Tachtig: eigen taal om ervaringen getrouw weer te geven.

Van Deyssel noemde het een nwe Nldse stroming: sensitivisme (alles draait om zgn sensatie - emoties plots zo intens dat toegang tot hogere/diepere wereld: epifanie).

Tachtigers benadrukten hiermee hun nwe visie op lit; rest begreep er niks van.

p205

24
Q

POEZIE 80 / TEKST 36

Waarom sluit voorstelling v schoonheid aan bij poezieopvatting v Kloos?

A

Griekse titel duidt schoonheid als Griekse godin; dat beeld uitgewerkt in octaaf.
Sextet: godin aangesproken met variant op Onze Vader; schoonh vergoddelijkt.
Sluit aan bij Kloos’ opvatting over poezie als alternatief voor godsdienst.

p206/265 opg4.4

25
Q

POEZIE 80 / TEKST 37
Welke stemming van ik-figuur beheerst gedicht?
Met welke beelden krijgt stemming vorm?

A

Verdriet om onmogelijk gebleken liefde.
Stemming opgeroepen door verwijzen naar droefheid om mooie maar vergankelijke dingen (‘bloemen in knop gebroken’ en vergelijking met ontwaken en fluiten ve vogel id nacht en besef dat dag nog niet is aangebroken).

p206/265 opg4.5

26
Q

POEZIE 80 TEKST38
Met welke natuurvergelijking wordt vergankelijkh v alle dingen opgeroepen?
Welke opvattingen formuleert ik-fig over vergankelijkh?
Is inhoud fragm representatief voor Mei als geheel?

A

Vergeleken met wetmatige vertrek van ‘trekvogels’ ah einde vd zomer. Dan met beweging van ‘een vogel, een zwart beest’ die ik aan strand ‘s-avonds heeft gezien.

Opvattingen tav vergankelijkheid ik-fig zijn ambigu. Enerzijds verdriet, anderzijds eenzaam en ‘schoon’. Ik-fig wil schoonheid weergeven ook als ze slechts tijdelijk is.

Spanning tussen vergankelijke en eeuwige is 1 vd thema’s van Mei.
Ambigue interpretatie v die spanning is typerend voor Mei.
Taak vd dichter om vergankelijkh in woorden te vakken komt ook hier naar voren.

p206/266 opg4.6

27
Q

POEZIE 80 TEKST 39

Welke kenmerken van sensatie?

A
  • kort moment dat afwijkt van normale ervaring.
  • zintuigelijke ervaring kennielijk tegenstelling die ik ervaart tussen rustige stilte v elementen uit de natuur vs door mensen gebouwde torenklok.
  • bij ik roept die ervaring een sterk fysieke prikkel op.

p206/266 opg4.7