4.3 osmoregulatie vs volumeregulatie Flashcards

1
Q

wat is de osmolaliteit?

A

de moleculaire concentratie van alle in een oplossing osmotische werkzame stoffen

kan geschat worden als 2 keer de [Na]= 290 mosmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe gaat de osmoregulatie van de cel

A

cel wordt groter of kleiner afhankelijk van de osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat gebeurd er bij een cel in een hyper osmolaire omgeving (zoute omgeving)

A

cel krimpt. hij gaat water uitscheiden omdat hij wilt dat het buiten de cel minder zout wordt, wilt de [Na] laten dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat gebeurd er met een cel in een hypo-osmolaire omgeving?

A

de cel zal zwellen.

Er zal meer water in de cel gaan. Het is te waterig buiten de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

door wat wordt ADH/ secretine en osmoreceptoren geactiveerd? wat is het effect

A

verlies van meer water dan zout leidt tot volume deletie en hypernatriemie: verhoogde osmolaliteit

de verhoogde osmolaliteit activeert ADH en de osmoreceptoren

  • dorst
  • toegenomen water absorptie in verzamelbuis
  • vasoconstrictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 vormen van osmoregulatie zijn er?

A

ADH–> meer H20 reabsorptie in de CD

meer drinken–> veel natrium in bloed zorgt dat je dorst krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurd er als je veel getranspireerd hebt?

A

je krijgt dorst omdat je een tekort hebt aan water–> osmolariteit is te hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is altijd de oorzaak van te weinig water?

A

te weinig drinken

de nier kan namelijk alleen reageren op teveel water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar gaat de volumeregulatie over?

A

de hoeveelheid natrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe gaat de volumeregulatie?

A

via RAAS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe wordt RAAS geactiveerd?

A

verlies van water en zout leidt tot volume depletie
dit leidt tot verlaging van HMV, BD en renale hypoperfuctie

er is een verminderde NaCl aanbod aan de macula densa

dit activeert RAAS–> vasoconstrictie en toegenomen natrium reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waaruit bestaat het juxtaglomerulaire apparaat?

A

de macula densa: laatse deel van de lis van Henle
extraglomerulaire mesangium cellen
renine producerende cellen rondom de afferente arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de functie van het juxtaglomerulaire apparaat?

A

productie renine

TGF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn effecten van Aldosteron in de CD?

A

natrium reabsorptie

Aldosteron werkt op NCC in Distale tubulus en op het ENAK-kanaal in de verzamelbuis

Aldosteron werkt op nucleaire receptoren (in de kern) en zorgt dat van die kanalen tot expressie komen

Aldosteron zorgt voor activiteit voor natrium-kalium-ATPase en daarmee indirect voor intracelulaire pH regulatie en kaliumconcentratie

*aldosteron zorgt voor de Na K uitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer krijg je ADH secretie?

A

als de osmolaliteit toeneemt

bij bloeddepletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ADH zorgt ervoor dat water wordt gereabsorbeerd. wat doet het nog meer?

A

het zorgt voor constrictie

ADH= vasopressine

17
Q

waar zitten baroreceptoren en waar zorgen ze voor?

A

ze vangen snel veranderingen op voor de volumeregulatie

ze zitten in de a. carotis communis, de aortaboog, atria en in de afferente arteriole van de nier

ze stimuleren RAAS, sympathische zenuwstelsel, AVP en ANP

via de sympathicus:

  • vasoconstrictie
  • toename contractiliteit
  • toename HF
  • afgifte renine
18
Q

wat doen de osmoreceptoren en waar zitten ze?

A

ze zitten in de hypothalamus en zorgen voor afgifte van AVP (Arginine vasoporessine)/ ADH–> water retentie, dorst, vasoconstrictie

osmoregulatie