Werkwoorden 3de vervoeging (1) Flashcards
arcessĕrĕ / accersĕrĕ, -ō, -ĭs
accersīvī/arcessīvī, accersītŭm/arcessītŭm
ontbieden, laten komen; dagvaarden; verwerven
ăcŭĕrĕ, -ō, -ĭs
ăcŭī, ăcūtŭm
scherpen, slijpen; prikkelen, aanwakkeren
ădŏlescĕrĕ, -ō, -ĭs
ădŏlēvī (-ŭī), ădultŭm
opgroeien; vorderen
ăgĕrĕ, -ō, -ĭs
ēgī, actŭm
in beweging brengen, drijven; doen, uitvoeren; doorbrengen; behandelen, bespreken; opvoeren
ăbĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
ăbēgī, ăbactŭm
wegdrijven, verjagen
ădĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
ădēgī, ădactŭm
drijven naar, brengen/dwingen tot
ambĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
—, —
(be)twijfelen
circŭmăgĕrĕ, -ō, -ĭs
circŭmēgī, circŭmactŭm
rondvoeren; omkeren
cōgĕrĕ, -ō, -ĭs
cŏēgī, cŏactŭm
verzamelen, samendrijven; dwingen
dēgĕrĕ, -ō, -ĭs
—, —
doorbrengen, leven
exĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
exēgī, exactŭm
wegjagen, verdrijven; eisen, verlangen, vorderen; doorbrengen, afwerken; onderzoeken, beoordelen
pĕrăgĕrĕ, -ō, -ĭs
pĕrēgī, pĕractŭm
opjagen; doorbrengen; volbrengen, voltooien; samenvatten, formuleren
rĕdĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
rĕdēgī, rĕdactŭm
terugdrijven; herleiden/brengen tot; innen
sŭbĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
sŭbēgī, sŭbactŭm
drijven onder; dwingen, onderwerpen, bedwingen; bewerken; hard aanpakken
transĭgĕrĕ, -ō, -ĭs
transēgī, transactŭm
voltooien, uitvoeren
ălĕrĕ, -ō, -ĭs
ălŭī, altŭm/ălĭtŭm
voeden, voeren; opvoeden; grootbrengen; verzorgen
angĕrĕ, -ō, -ĭs
—, —
benauwen, beklemmen; beangstigen, verontrusten
ăpiscī, -ŏr, -ĕrĭs
— aptŭs sŭm
bereiken
ădĭpiscī, -ŏr, -ĕrĭs
— ădeptŭs sŭm
verkrijgen, behalen; bereiken
argŭĕrĕ, -ō, -ĭs
argŭī, argūtŭm [argŭĭtūrŭs]
betogen, aantonen, bewijzen; betichten; weerleggen
bĭbĕrĕ, -ō, -ĭs
bĭbī, {pōtŭm}
drinken, te drinken geven; gedrenkt worden in; zuipen
cădĕrĕ, -ō, -ĭs
cĕcĭdī, [căsūrŭs]
vallen, neervallen; sterven; afnemen, slinken; terechtkomen in; plaatsvinden, gebeuren
accĭdĕrĕ, -ō, -ĭs
accĭdī, —
neervallen; bereiken; voorvallen, plaatsvinden; aflopen, uitkomen
concĭdĕrĕ, -ō, -ĭs
concĭdī, —
ineenstorten, instorten, neerstorten