Onverbogen substantieven Flashcards
1
Q
fās
A
(O.) goddelijk recht, goddelijk gebod, goddelijke wet; plicht, recht, heilige orde; wat moreel juist is; (nood)lot
2
Q
instăr
A
(O.) tegenwicht; hetzelfde belang; evenbeeld
3
Q
mānĕ
A
(O.) ochtend
4
Q
nĕfās
A
(O.) misdaad, onrecht, schande, gruwel