Substantieven 2de verbuiging Flashcards
ăcervŭs, -i
hoop, massa, grote hoeveelheid
ăcētŭm, -i
azijn; wrok; bijtende spot
actă, -ōrŭm
handelingen, werken; notulen, register, besluiten, verslag
adiūmentŭm, -i
hulpmiddel, hulp
ădŭlescentŭlŭs, -i
heel jonge man
ădultĕrĭŭm, -i
echtbreuk, overspel
advŏcātŭs, -i
advocaat, raadsman; helper, getuigen
aedĭfĭcĭŭm, -i
gebouw
aequĭnoctĭŭm, -i
dag- en nachtevening, equinox
aevŭm, -i
tijd, eeuwigheid; levensduur, leeftijd; tijdperk
ăgĕr, ăgrī
akker, veld, stuk grond; gebied, streek
agnŭs, -i
lam
albŭm, -i
witte kleur; (wit geverfd) houten bord, tablet; lijst, rol
ălĭmentŭm, -i
(MV.) voedsel, levensmiddelen
ălumnŭs, -i
pleegzoon, pupil; volgeling, leerling
alvĕŭs, -i
(bad)kuip, bak, trog, waterbekken; rivierbedding
alvŭs, -i
(V.) buik
ămīcŭs, -i
vriend
angĕlŭs, -i
[boodschapper; engel]
angŭlŭs, -i
hoek; uithoek
ănĭmŭs, -i
geest, denkvermogen; ziel, hart; stemming; aard; energie, (zelf)vertrouwen; (over)moed, trots; drift; genoegen; wens, voornemen; oordeel, mening; bewustzijn, kennis
annŭs, -i
jaar; levensjaar; ambtsjaar; jaaropbrengst
antrŭm, -i
grot, spelonk, holte
ānŭlŭs / ānnŭlŭs, -i
ring, zegelring
ăpĕr, ăprī
ever, wild zwijn
ăpostŏlŭs, -i
[apostel]
ărātrŭm, -i
ploeg
arbĭtĕr, arbĭtrī
ooggetuige; scheidsrechter, rechter; bevelhebber
arbĭtrĭŭm, -i
uitspraak, vonnis, oordeel; beoordeling; willekeur
arbustŭm, -i
boomaanplant; boomgaard
archĭĕpiscŏpŭs, -i
[aartsbisschop]
argentŭm, -i
zilver; zilvergeld; zilverwerk
argūmentŭm, -i
bewijs, argument; inhoud, onderwerp; verhaal, fabel, scène
armă, -ōrŭm
uitrusting, gereedschap; wapens, oorlogstuig; wapengeweld, strijd, oorlog; hulpmiddel
armentŭm, -i
(groot)vee, runderen; kudde
artĭcŭlŭs, -i
gewricht, knokkel; knoop; zinsdeel; keerpunt
artĭfĭcĭŭm, -i
kunstvaardigheid, kunst; kunstwerk; ambacht; theorie, leer; kunstgreep, list
arvŭm, -i
akker, zaailand
ăsĭnŭs, -i
ezel; domoor
astrŭm, -i
ster, gesternte; hemel, roem
ātrĭŭm, -i
woonruimte; ontvangstzaal, hal
augŭrĭŭm, -i
voorspelling, profetie; voorteken
aurŭm, -i
goud; gouden sieraad, voorwerp
auspĭcĭŭm, -i
waarneming van vogels; voorteken; aanvang, begin; leiding
austĕr, austrī
zuidenwind; zuiden
autumnŭs, -i
herfst
auxĭlĭŭm, -i
hulp, bijstand; (MV.) hulptroepen
ăvuncŭlŭs, -i
oom (broer van de moeder)
ăvŭs, -i
grootvader; voorouder
balnĕŭm, -i
badkamer, badkuip; badinrichting
barbărŭs, -i
vreemdeling, barbaar
bāsĭŭm, -i
kus
bellŭm, -i
oorlog; gevecht, slag, treffen
bĕnĕfĭcĭŭm, -i
weldaad, genade, gunst, dienst; onderscheiding, bevordering
bĭdŭŭm, -i
(periode van) twee dagen
bĭennĭŭm, -i
(periode van) twee jaar
bŏnŭm, -i
het goede, goede eigenschap, deugd; nut, voordeel, geluk; (MV.) goederen, vermogen
bracchĭŭm, -i
arm, onderarm
bustŭm, -i
brandstapel, grafheuvel; graf
caelŭm, -i
lucht, hemel; luchtruim; weer, klimaat
călămŭs, -i
riet, halm; stengel
calcŭlŭs, -i
steentje, kiezel; stemsteen
campŭs, -i
veld, open ruimte; vlakte; werkterrein, speelruimte
cancĕr, cancrī
kreeft, krab
candĭdātŭs, -i
de (in witte toga geklede) kandidaat
căpĕr, căprī
geitenbok; zweetlucht
căpillŭs, -i
haar, hoofdhaar; haar van dieren
căpĭtŭlŭm, -i
(bloem)hoofdje; kapiteel; hoofdstuk
castellŭm, -i
fort, vesting, bolwerk; toevluchtsoord, schuilplaats
castră, -ōrŭm
kamp, legerplaats; krijgsdienst, oorlog
cătŭlŭs, -i
jong dier, welp; jonge hond
cĕrĕbrŭm, -i
hersenen; verstand
cervŭs, -i
hert
chŏrŭs, -i
reidans; koor; menigte, schare
cĭbŭs, -i
voedsel, spijs, voer, voeding; maaltijd
circŭlŭs, -i
cirkel; ring; kring, gezelschap, vergadering, groep
circŭs, -i
cirkel; renbaan, circus
claustră, -ōrŭm
slot, grendel; versperring, hindernis; muur; kooi, gevangenis
clāvŭs, -i
spijker; helmstok
clĭpĕŭs, -i
(rond ijzeren) schild
coeptŭm, -i
plan, onderneming
collēgĭŭm, -i
genootschap, gilde, corporatie, college
collŏquĭŭm, -i
gesprek, onderhoud, bespreking
collŭm, -i
hals, nek
cŏlōnŭs, -i
boer, pachter; kolonist
cŏmĭtĭŭm, -i
vergaderplaats, verkiezingsplein; (MV.) volksvergadering
commentārĭŭs, -i
(notitie)boekje; dagboek; verslag, aantekening; commentaar
commercĭŭm, -i
handel; omgang, contact
commissŭm, -i
onderneming; overtreding, vergrijp, schuld; geheim
commŏdŭm, -i
gemak; nut, belang; (MV.) geluk, gunsten
concĭlĭŭm, -i
bijeenkomst, vergadering; overleg
coniŭgĭŭm, -i
huwelijk, bruiloft
consĭlĭŭm, -i
plan, voornemen; beleid, overleg, inzicht; beslissing, besluit; raad, advies; beraadslaging, beraad, vergadering
consultŭm, -i
besluit, maatregel, plan
contŭbernĭŭm, -i
gemeenschappelijke tent; het samenleven; hechte vriendschap
cōnūbĭŭm, -i
(wettig) huwelijk
convīcĭŭm, -i
geroep; ruzie, twist; beschimping, scheldwoord; verwijt
convīvĭŭm, -i
feest, gastmaal, banket
cŏquŭs (cŏcŭs), -i
kok
corvŭs, -i
raaf
crŏcŏdīlŭs, -i
krokodil
cŭbĭcŭlŭm, -i
slaapkamer, vertrek; woonkamer
cŭmŭlŭs, -i
berg, hoop, massa; toppunt, overmaat; toevoeging
cŭnĕŭs, -i
wig
damnŭm, -i
verlies, schade, nadeel; nederlaag; straf; gebrek
dĕcemvĭrī, -ōrŭm
tienmannen
dēcrētŭm, -i
besluit, beslissing
dēlictŭm, -i
vergrijp, misstap
dēlūbrŭm, -i
tempel, heiligdom
dēnārĭŭs, -i
denarius (zilveren munt)
dēsīdĕrĭŭm, -i
verlangen, wens, gemis; behoefte
dētrīmentŭm, -i
verlies, schade; nederlaag
dĕŭs, -i
god, godheid
dĭăbŏlŭs, -i
[duivel]
dictŭm, -i
woord, uitspraak, gezegde; bevel
dĭgĭtŭs, -i
vinger; teen; vingerbreedte, duim
discĭpŭlŭs, -i
leerling
dŏcŭmentŭm, -i
voorbeeld, toonbeeld; bewijs, getuigenis
dōlĭŭm, -i
vat, wijnvat
dŏlŭs, -i
list, bedrog; boos opzet
dŏmĭcĭlĭŭm, -i
woning, woonplaats
dŏmĭnŭs, -i
heer des huizes; eigenaar; heerser, machthebber; [God]
dōnŭm, -i
geschenk, gift; offergave
dorsŭm, -i
rug; bergrug
ēdictŭm, -i
bekendmaking, ambtelijke verordening, beschikking, edict
ĕlĕmentŭm, -i
grondstof, element; (MV.) letters; alfabet; beginselen
ĕlĕphantŭs, -i
olifant (m/v); ivoor
ĕpiscŏpŭs, -i
[bisschop]
ĕquŭs, -i
paard, ros, hengst
ĕrŭs (hĕrŭs), -i
heer (des huizes), meester
eurŭs, -i
zuidoostenwind, oostenwind; het oosten
ēvangĕlĭŭm, -i
[evangelie]
excĭdĭŭm, -i
verwoesting, vernietiging; slachting
exemplŭm, -i
voorbeeld, toonbeeld; kopie, portret
exĭtĭŭm, -i
afloop, dood, ondergang, val
exordĭŭm, -i
aanvang, begin; inleiding
expĕrīmentŭm, -i
poging, proef; bewijs; ervaring
exsĭlĭŭm / exĭlĭŭm, -i
verbanning, ballingschap; toevluchtsoord
extă, -ōrŭm
ingewanden (van offerdier)
făbĕr, făbrī
ambachtsman, kunstenaar
factŭm, -i
daad, handeling; gebeurtenis, voorval
fămŭlŭs, -i
dienaar, knecht, slaaf
fānŭm, -i
heiligdom, tempel
fastīdĭŭm, -i
tegenzin, afkeer, verachting; trots, hoogmoed; kieskeurigheid
fastīgĭŭm, -i
stijging, verheBng; daling, helling; hoogte, spits, top; diepte; gevel; hoge functie; hoogtepunt
fātŭm, -i
orakel, voorspelling; noodlot, lotsbestemming; ramp, onheil, dood, ondergang
ferrŭm, -i
ijzer, staal; zwaard, dolk, speer, ijzeren gereedschap; wapengeweld, strijd
fictŭm, -i
verzinsel, leugen
fīcŭs, -i
(V.) vijgenboom; vijg
fīlĭŭs, -i
zoon; kind
fīlŭm, -i
draad, garen; levensdraad; weefsel
flăgellŭm, -i
gesel, zweep
flāgĭtĭŭm, -i
schanddaad, misdrijf; schande, smaad
flŭvĭŭs, -i
rivier, stroom
fŏcŭs, -i
haard; huisgezin, familie
fŏlĭŭm, -i
blad
fŏrŭm, -i
markt; handelsplaats; rechtbank, rechtswezen; zakenleven, openbaar leven
frēnŭm, -i
toom, teugel; bit; beteugeling
frĕtŭm, -i
zee-engte, zeestraat; zee, branding
frūmentŭm, -i
koren, graan
fūmŭs, -i
rook, damp, walm
fundāmentŭm, -i
fundament; grondslag, basis
fundŭs, -i
bodem, grond; landgoed, boerderij; grondslag, basis
furtŭm, -i
diefstal; buit; heimelijke handeling, overspel; krijgslist
gallŭs, -i
haan
gaudĭŭm, -i
vreugde, plezier; genot
gĕnĕr, gĕnĕrī
schoonzoon
gĕnĭŭs, -i
beschermgeest (van de man)
germānŭs, -i
broer
glădĭŭs, -i
(kort) zwaard; moord
glŏbŭs, -i
bol; massa, menigte; club, kliek
grammătĭcŭs, -i
taalkundige, filoloog
grānŭm, -i
korrel, graantje; pit, bes
grĕmĭŭm, -i
schoot
haedŭs, -i
geitenbokje
hībernă, -ōrŭm
winterverblijf
hircŭs, -i
geitenbok; bokkengeur
hŏnestŭm, -i
fatsoen, het moreel goede, zedelijkheid, deugd
hordĕŭm, -i
gerst
horrĕŭm, -i
(voorraad)schuur, pakhuis, magazijn
hortŭs, -i
tuin; park
hospĭtĭŭm, -i
gastvriendschap, gastvrije ontvangst; herberg, onderkomen
hŭmŭs, -i
(V.) bodem, grond, aarde
hўmĕnaeŭs, -i
bruiloftslied, bruiloft
iăcŭlŭm, -i
werpspies, speer