W8HC3: Perinatale pathologie en obductie kind Flashcards

1
Q

Oorzaken perinatale sterfte

A

Prematuriteit, dysmaturiteit, aangeboren afwijkingen, placenta-afwijkingen, infecties, lage APGAR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gevolgen placentapathologie

A
  • te laag gewicht
  • terminale villus deficiëntie
  • pre-eclampsie
  • solutio placentae; placenta komt te vroeg los van de baarmoederwand
  • intra-uteriene infecties
  • chronische histiocytaire intervillositis
  • navelstrengproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rijpingsstoornis

A
  • placenta verzorgt de O2 voorziening van de foetus
  • tijdens de ontwikkeling wordt de afstand tussen maternaal en foetaal bloed kleiner om de overdracht van O2 en voedingsstoffen te bevorderen
  • bij elke stoornis hierin zal compensatie optreden; versnelde rijping placenta (contact oppervlak wordt groot gemaakt), en niet-fysiologische erythroblastosis (het kind maakt onrijpe ery’s die een kern bevatten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normale a terme placenta

A
  • intervilleuze ruimte
  • chorionvlok
  • trofoblast
  • vasculosyncitiële membraan (hoort a terme niet helemaal om de vlokken te liggen
  • fibrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Placentaire insufficiëntie

A

Een te laag gewicht vd placenta zorgt voor IUGR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intra-uteriene infecties

A
  • opstijgend via de vagina: meest frequent, bij premature geboorte, te vroeg gebroken vliezen (PROM): chorioamnionitis, funisitis
  • transplacentair (TORCHES, villitis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pre-eclampsie

A
  • hypermature villi: vaten liggen al vroeg perifeer en vasculosyncytiële membranen zijn te vroeg aanwezig
  • infarcering -> afgestorven vlokken -> niet genoeg gaswisseling -> IUGR
  • geoccludeerde spiraalarteriën en necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Terminale villus deficiëntie

A
  • te langzame uitrijping
  • vaak bij maternale DM
  • de syncytioblast blijft om de vlok zitten -> contactoppervlak kleiner en afstand voor diffusie groter
  • histiologisch: geen vaten en geen vasculosyncitiële membranen aan de rand vd villi en erytroblasten
  • oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Solutio placentae

A
  • vroegtijdige loslating vd placenta vd uteruswand
  • meteen sectio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chronische histiocytaire intervillositis

A
  • hystiocytaire ontsteking tussen de vlokken en met aantasting van de vlokken
  • pathogenese is onbekend, maternopaternale immuunrespons
  • leidt tot verstoorde doorbloeding en IUGR of IUVD
  • herhalingrisico hoog (80%)
  • belangrijke overweging bij recidiverende miskramen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hyaliene membranenziekte (respiratory distress syndrome) RDS

A
  • gebrek aan surfactant waardoor de longen nog niet klaar zijn
  • predisponerende factoren: sectio caesarea, maternale diabetes, mannelijk, gemelli
  • preventief: prenataal corticosteroïden moeder, postnataal surfactant inhalatie neonaat
  • weinig luchthoudende long, grote roze massa, hyperinflatie naast atelectase, beschadiging van de alveoli -> dikke laag fibrine op alveoli -> verminderde gaswisseling
  • complicaties: bronchopulmonale dysplasie, retinopathie van prematuriteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bronchopulmonale dysplasie

A
  • als het kind exra O2 behoefte heeft > 28 dgn postpartum
  • histologie: vermindering van het aantal alveoli met een relatief onrijp beeld van het longparenchym en grote simpele alveolaire structuren, emfyseem achtig beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Necrotiserende enterocolitis

A
  • ontsteking van de terminale ileum, caecum en colon ascendens
  • premature neonaten
  • 1-2 wkn na geboorte
  • kan leiden tot perforatie, sepsis en overlijden
  • bijdragende factoren: darmischemie, bacteriële kolonisatie en enterale voeding
  • pathologisch: necrose, ulceratie en pneumatosis intestinalis (luchtvorming in de darmwand)
  • behandeling: conservatief, 20-60% tot operatie nodig
  • preventie: moedermelk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wiegendood

A
  • het plotselinge overlijden van een kind < 1 jr waarvan de oorzaak onopgehelderd blijft na grondig onderzoek, incl complete obductie, analyse van de plaats van overlijden en review van klinische geschiedenis
  • omgevingsfactoren: buikslapen, co-sleeping, hyperthermie (dekbedje), slapen op een zacht oppervlak
  • RF ouders: jonge maternale leeftijd, roken en drugsgebruikm weinig of geen perinatale zorg, lage SES, kinderen kort op elkaar geboren
  • RF kind: prematiren of ex prematuren, mannelijk, meerlingen, SIDS bij broetje/zus, voorafgaande respiratoire infecties, hersenstamafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly