P6: Artikel van Judge et al. (2009): is het gunstig om slim, aantrekkelijk en/of zelfverzekerd te zijn? Relaties tussen GMA, fysieke aantrekkelijkheid, zelfevaluaties en inkomsten Flashcards
introductie artikel Judge
Introductie
Terwijl de mechanismen voor de effecten van intelligentie op inkomsten bijna voor zich spreken, is er nog veel onderzoek nodig wat betreft de invloed van het fysieke uiterlijk. Er is immers weinig bekend over waarom er inkomensverschillen zijn tussen aantrekkelijke, normaal uitziende en onaantrekkelijke mensen.
In het huidige longitudinale onderzoek wordt gesteld dat opleidingsniveau en zelfevaluaties (of het algemene zelfconcept) beïnvloed worden door fysieke aantrekkelijkheid. De zelfevaluaties omvatten scores op 4 eigenschappen; 1) zelfverzekerdheid 2) self-efficacy 3) emotionele stabiliteit (neuroticisme) en 4) locus of control. Het opleidingsniveau en de scores op zelfevaluaties zouden mediërende effecten moeten hebben op baan inkomsten.
Daarnaast wordt in deze studie zowel fysieke aantrekkelijkheid als intelligentie (ofwel GMA) in beschouwing genomen. Een model dat beide facetten bekijkt, zou namelijk moeten leiden tot een grotere verklaarde variantie in baan inkomsten. Tot slot wordt ook gekeken naar de invloed van het zelfconcept op de financiële druk die mensen ervaren.
Hypotheses over directe effecten van fysieke aantrekkelijkheid op ….. (H1 t/m H4)
H1: aantrekkelijkheid is positief geassocieerd met inkomen, opleidingsniveau en zelfevaluatie
H2: GMA is positief geassocieerd met inkomen, opleidingsniveau en zelfevaluatie
H3: opleidingsniveau is positief geassocieerd met inkomen
H4: zelfevaluaties zijn positief geassocieerd met inkomen
resultaat directe effecten
-> Resultaat directe effecten
- Fysieke aantrekkelijkheid is significant van invloed op inkomen, educatie en zelfevaluatie (ondersteund hypothese 1a, 1b en 1c).
- Mentaal vermogen is significant positief van invloed op inkomen, educatie en zelfevaluatie (ondersteund hypothese 2a, 2b en 2c).
- Educatie en zelfevaluatie zijn van significante invloed op inkomen (ondersteund hypothese 3 en 4).
Hypotheses over mediërende rollen (H5 en H6)
H5: opleidingsniveau en zelfevaluaties medieert de relatie tussen fysieke aantrekkelijkheid en inkomen
H6: opleidingsniveau en zelfevaluatie hebben een mediërende rol voor de relatie tussen GMA en inkomen.
Resultaten van de mediërende effecten
-> Resultaten van de mediërende effecten
- Fysieke aantrekkelijkheid had een significant direct en indirect effect op inkomen. Het indirecte effect was via educatie (ondersteund hypothese 5a) en via zelfevaluatie (hypothese 5b).
- Metaal vermogen had een significant direct en indirect effect op inkomen. Het indirecte effect was via educatie (ondersteund hypothese 6a) en via zelfevaluatie (hypothese 6b).
Hypothese over relatie tussen inkomsten, zelfevaluaties en financiële druk (H7)
H7: inkomen en zelfevaluatie zijn negatief geassocieerd met financiële druk
H7b: inkomsten hebben een mediërende rol voor de relatie tussen zelfevaluaties en financiële druk
resultaat H7
- Inkomen en zelfevaluatie waren negatief geassocieerd met financiële druk (ondersteund hypothese 7a en 7b).
- Zelfevaluatie had een significant direct en indirect effect op financiële druk. Het indirecte effect was via inkomen (ondersteund hypothese 7c).
Bij het evalueren van dit model is het belangrijk om het model met concurrerende modellen te vergelijken: -> distal effects only, geheel mediërend, independent model
Bij het evalueren van dit model is het belangrijk om het model met concurrerende modellen te vergelijken:
- Een distal effects only model: alleen algemeen mentaal vermogen en fysieke aantrekkelijkheid (en niet educatieve prestatie en zelfevaluaties) voorspellen inkomen.
- Een geheel gemedieerd model: alleen educatieve prestatie en zelfevaluaties (niet algemeen mentaal vermogen en fysieke aantrekkelijkheid) voorspellen inkomen direct.
- Een independent model: de 4 variabelen dragen onafhankelijk bij aan inkomen.
De alternatieve modellen leverden significant slechtere resultaten op dan het opgestelde model in dit artikel.
Methode
De data zijn verkregen uit een nationale studie van Harvard die begon in 1995. Voor dit artikel is de Boston studie gebruikt die zes maanden later startte. Deze studie bestond uit 3 interviews over drie periode verspreid. Tussen deze interviews zaten steeds zes maanden. In deze studie deden 429 deelnemers mee die allemaal een leeftijd tussen 25 en 79 jaar hadden. Per telefoon werd gevraagd of ze wilden meedoen aan een onderzoek. Wanneer ze toestemden kregen ze vragenlijsten per email toegestuurd. Uiteindelijk werd er complete data ontvangen van 191 deelnemers.
Discussie/ conclusie
Over het algemeen tonen de bevindingen aan dat uiterlijke kenmerken (fysieke aantrekkelijkheid), algemeen mentaal vermogen (intelligentie of GMA) en persoonlijkheid (zelfevaluaties) allemaal belangrijk zijn voor inkomsten en financiële belasting.
-> De conclusie van het artikel is dat inkomen positief wordt beïnvloed door fysieke aantrekkelijkheid. Educatie en zelfevaluatie zijn sleutelfactoren in de link tussen aantrekkelijkheid en intelligentie voor inkomen. Toch is het zo dat de effecten van mentaal vermogen op inkomen sterker zijn dan de effecten van aantrekkelijkheid. Slimmeriken worden dus niet benadeeld. Maar als je ze alle twee hebt is dit natuurlijk alleen maar gunstiger. Ook zijn de effecten van het zelf concept sterker op inkomen dan die van aantrekkelijkheid. Het heeft zowel een objectieve als een subjectieve rol in ‘succes in het leven’ en is van invloed op inkomen en financiële druk.