P2: Artikel van O’Boyle et al. (2011): een meta-analyse over de relatie tussen emotionele intelligentie (EI) en werkprestatie Flashcards
introductie artikel van O’boyle
Introductie
In recente jaren is er binnen persoonlijkheidsonderzoek een heropleving van onderzoek naar Emotionele Intelligentie (EI). Dit komt mede doordat recent onderzoek het belang van EI als voorspeller in domeinen als werkprestatie heeft benadrukt.
In eerder onderzoek werd emotionele intelligentie onderverdeeld in 4 takken = four branch theory;
1. Het waarnemen van emoties
2. Het gebruiken van emoties om gedachten te faciliteren
3. Het begrijpen van emoties
4. Het reguleren van emoties
-> hoe verhouden deze 4 takken zich tot job performance.
doelen van dit onderzoek en meta-analyse
Doelen van onderzoek/meta-analyse:
- Het doel van deze meta-analyse is om het al bestaande onderzoek uit te breiden met hoeveel unieke variantie EI voorspelt in werkprestatie, bovenop five factor model (FFM) en cognitieve vaardigheden.
o Ook worden er vergeleken hoe verschillende methoden voor het meten en conceptualiseren van EI werkprestaties kunnen voorspellen. Om de analyse te kunnen doen wordt de literatuur gecategoriseerd op de 3 stromingen van EI metingen.
Deze meta-analyse:
o Meer studies te betrekken (65% meer) met grotere steekproeven om de relaties tussen emotionele intelligentie en werkprestatie te kunnen schatten.
o Meer huidige meta-analytische studies te gebruiken voor het schatten van de relaties tussen persoonlijkheidsvariabelen en tussen cognitief vermogen en werkprestatie.
o Drie stromingen te gebruikten voor de classificatie van EI onderzoek.
o Tests uit te voeren voor verschillen tussen de drie stromingen van EI onderzoek en hun relaties met persoonlijkheid en cognitieve intelligentie.
o De meest recente statistische procedures te gebruiken (bv een dominantie analyse).
o Te controleren op een eventuele publicatiebias.
definitie emotionele intelligentie
Definitie emotionele intelligentie: de set vaardigheden (verbaal en non-verbaal) die een persoon in staat stellen om emoties te genereren, herkennen, uiten, begrijpen en evalueren om gedachten en acties te begeleiden die leiden tot een succesvolle omgang met de omgevingseisen.
Het belangrijkste doel van de huidige meta-analyse is om eerder onderzoek uit te breiden door te testen of emotionele intelligentie een deel van de variantie in werkprestaties kan verklaren boven op de voorspellende waarde van het vijf factor model (big five) en het cognitieve vermogen (cognitieve intelligentie).
Drie onderzoek stromingen van emotionele intelligentie
In eerder onderzoek van Ashkanasy en Daus (2005) werd het onderzoek naar emotionele intelligentie onderverdeeld in 3 stromingen:
- Op vaardigheden gebaseerde modellen met objectieve testitems: dit zijn modellen die de 4 vertakkingen van emotionele intelligentie – emoties waarnemen, gebruiken, begrijpen en reguleren – op objectieve wijze meten.
- Zelfrapportages en peerrapportages op basis van vaardigheidsmodellen: dit zijn vragenlijsten die de 4 vertakkingen van EI op subjectieve wijze meten. Deze kunnen op twee manieren ingevuld worden; door de persoon zelf of door collega’s.
- Gemengde modellen van emotionele competenties: dit zijn modellen die zowel sociale vaardigheden als emotionele intelligentie meten. Deze stroming omvat dus ook persoonlijkheidsfactoren die niet direct gerelateerd zijn aan EI.
-> In dit onderzoek wordt gekeken hoe deze 3 stromingen aan elkaar en met werkprestatie relateren
Emotionele intelligentie en prestatie
Emotionele intelligentie is waarschijnlijk een voorspeller van een goede werkprestatie, omdat het bijdraagt aan een effectieve sociale interactie. Ook is het op werkgebied nuttig voor het uitvoeren van groepstaken. Bovendien helpt een effectieve regulatie van de eigen emoties om beter om te gaan met stressvolle situaties. Leiders met een hoge EI zouden ook beter zijn in het helpen van medewerkers om een positieve stemming te behouden.
Methode
Er zijn 1163 relevante citaties gebruikt. De steekproef bestond uit 43 effectgrootten van emotionele intelligentie en baanprestatie, en tussen 67 (intelligentie) en 80 (neuroticisme) effectgrootten van individuele verschillencorrelaten.
hypothese 1a en b + resultaat
Hypotheses:
- Hypothese 1a (ondersteund): als een set zijn alle 3 de stromingen van EI samen significant en positief gecorreleerd met werkprestaties.
- Hypothese 1b (ondersteund): individueel is elke stroming van EI significant en positief gecorreleerd met werkprestaties.
resultaat:
Bevestiging voor hypothese 1a → De algehele relatie tussen EI en werk prestatie is positief en significant. -> De drie stromingen hadden gecorrigeerde correlaties met werkprestatie die lagen tussen 0.24 en 0.30. De drie stromingen van Ei onderzoek hadden verschillende correlaties met cognitieve intelligentie, evenals met de persoonlijkheidseigenschappen van de big 5.
Bevestiging hypothese 1b → Geen significante verschillen tussen de stromingen. Dus alle 3 de EI-metingen voorspellen werk prestatie op gelijkwaardige niveaus. Dit zegt niet dat de metingen hetzelfde construct meten.
hypothese 2 en resultaat
Hypothese 2 (ondersteund): EI is positief gerelateerd aan openness, conscientiousness, extraversion, agreeableness en cognitief vermogen, negatief gerelateerd aan neuroticisme.
resultaat:
Bevestiging voor hypothese 2 → Alle drie EI-stromen zijn positief gerelateerd aan extraversie, openheid, agreeableness, conscientiousness en cognitiviteit, en negatief gerelateerd aan neuroticisme.
-> De drie stromingen zijn verschillend gerelateerd aan persoonlijkheid en cognitieve vaardigheden. -> Waarschijnlijk meten de stromingen dus niet hetzelfde construct.
-> Daarnaast toonde een dominante analyse aan dat alle drie de stromingen van Ei onderzoek een aanzienlijk belang hadden bij het voorspellen van werkprestaties (dit boven op de aanwezigheid van zowel het 5 factor model als cognitieve intelligentie -> kijken naar Rc).
hypothese 3a en b en resultaat
- Hypothese 3a (ondersteund): stroming 1 van EI is sterker gerelateerd aan cognitief vermogen in vergelijking met stroming 2 en 3.
- Hypothese 3b (ondersteund): stroming 1 van EI vertoont de minst sterke relaties met persoonlijkheidsmetingen, daarna stroming 2 en stroming 3 heeft de sterkste relaties met metingen van persoonlijkheid (big 5).
resultaat:
Bevestiging hypothese 3a en 3b → De vaardigheidsmeting van EI heeft de zwakste relatie met FFM, maar de sterkste met cognitieve vaardigheid. De derde stroming heeft de sterkste relatie met FFM.
-> Onderzoek stromingen 2 en 3 hadden de grootste incrementele validiteit boven op cognitief vermogen en de persoonlijkheidsvariabelen van het five factor model (FFM).
hypothese 4 + resultaat
- Hypothese 4 (ondersteund): in aanwezigheid van het 5 factor model en cognitief vermogen vertoont elke EI-stroom incrementele validiteit en relatief belang bij het voorspellen van werkprestaties.
Resultaat:
Bevestiging hypothese 4 → We concluderen dat alle drie de EI-stromingen, in verschillende magnitudes, relatief belangrijk hebben bijgedragen aan het voorspellen van werkprestaties. De resultaten hebben aangetoond dat alle EI-stromingen, maar vooral de stromingen 2 en 3, extra toelichtende kracht hebben gegeven buiten de FFM en cognitieve vaardigheden bij het voorspellen van job performance.
Over het algemeen: er is geen bewijs gevonden voor de claim dat EI de belangrijkste voorspeller van werkprestatie is! (wel hebben alle 3 de methoden incrementele validiteit wat beter is dan die van cognitieve vaardigheden of persoonlijkheid).
Publicatiebias had een verwaarloosbare invloed op de waargenomen effectgroottes. De resultaten ondersteunen de algemene validiteit van Ei. Dit ondersteunt het idee dat Ei – naast cognitieve intelligentie en persoonlijkheid – een belangrijke voorspeller is van werkgerelateerde uitkomsten.
Hoofdconclusie: op welke manier je naar de stroom van Ei kijken, zal Ei altijd een deel verklaren van job performance.
discussie en conclusie
Discussie en conclusie
De data ondersteunen sterk de predictieve validiteit van EI voor werkprestatie, over en voorbij de FFM en cognitieve vaardigheid. De bevindingen illustreren verschillen in de 3 stromingen → support voor verschillende constructen.
De bevinding dat EI unieke variantie verklaart van FFM en cognitieve vaardigheid is belangrijk voor verschillende redenen:
1. Resultaten ondersteunen andere studies die stellen dat EI belangrijk is voor werk-gerelateerde uitkomsten.
2. De bevindingen bieden een tegenovergesteld perspectief van de gedachte dat cognitieve vaardigheid en FFM genoeg variantie verklaart en dat verder onderzoek naar predictoren overbodig is.
Conclusie
Alle 3 de stromingen EI metingen voorspellen werk prestatie even goed. Daarbij hebben alle 3 de methoden incremental validiteit bovenop cognitieve vaardigheden en persoonlijkheidsmetingen. Welke EI methode er gebruikt moet worden, hangt af van de situatie:
- Stroming 1 zou goed zijn voor selectie en feedback want objectief.
- Stroming 2 en 3 zouden makkelijker gebruikt kunnen worden in meerdere settings. Ze kunnen gemakkelijk toegepast worden als pen en papier vragenlijsten en het kost weinig tijd.
- Stroming 2 zou het beste zijn om EI te onderscheiden met andere concepten, en ook werk prestatie wil voorspellen.
- Stroming 3 zou het beste gebruikt kunnen worden als er geen zorgen is over overlap met andere variabelen, want deze heeft de beste incrementele voorspellende waarde.
Onderzoekers moeten zich focussen op een integratieve modellen met cognitieve intelligentie, FFM en EI erin, want alle drie verklaren ze werk prestatie (dus niet alleen focussen op 1 van deze variabelen).