6.1 Bouwen, huis & bewoners - Uitgebreid Flashcards
un édifice
een (monumentaal) gebouw
un building
een hoog gebouw, een flatgebouw
la façade
de (voor)gevel, de façade
l’extérieur
de buitenkant
L’extérieur du château ne paie pas de mine
De buitenkant van het kasteel ziet er niet uit.
l’intérieur
de binnenkant
un appartement en copropriété
een appartement met gemeenschappelijk eigendom
le studio
de eenkamerwoning, het appartement
le deux-pièces
de tweekamerwoning/-flat
le duplex
de maisonnette(woning)
le F3
de driekamerwoning/-flat
meublé, meublée
gemeubileerd
Il a trouvé un studio meublé.
Hij heeft een gemeubileerde eenkamerwoning gevonden.
luxueux, luxueuse
weelderig, luxueus
spacieux, spacieuse
ruim
un grand appartement aux pièces spacieuses
een grote woning met ruime kamers
à l’étroit
krap, klein, benauwd
de grand standing
luxe(-), met veel comfort
un appartement de grand standing
een luxe-appartement, een appartement met veel comfort
les charges (F.)
de (vaste) lasten, de bijkomende kosten
Le loyer s’élève à 800 euros sans les charges.
De huur bedraagt 800 euro, exclusief de bijkomende kosten.
le robinet
de kraan
ouvrir/fermer le robinet
de kraan open/dicht draaien
un évier
de gootsteen, de wasbak