2.2 Seksualiteit & voorplanting - Uitgebreid Flashcards
la liaison
de verhouding, de liefdesrelatie
avoir une liaison orageuse avec qn
een stormachtige liefdesrelatie met iemand hebben
fidèle
trouw
être fidele à qn
iemand trouw zijn
infidèle
ontrouw
être infidèle à qn
iemand ontrouw zijn
tromper qn
iemand bedriegen, vreemdgaan
vierge
maagdelijk, ongerept
la virginité
de maagdelijkheid
les rapports sexuels (M.)
de seksuele omgang
la puberté
de puberteit
Mon fils est en pleine puberté.
Mijn zoon zit midden in de puberteit.
les règles (F.)
de menstruatie, de ongesteldheid
le plaisir
het plezier, het genot
exciter
opwinden
érotique
erotisch
l’érotisme (M.)
de erotiek
jouir
- genieten
- klaarkomen
frigide
frigide
les organes genitaux (M.)
de geslachtsorganen
le pénis
de penis
le vagin
de vagina
un orgasme
een orgasme (het)
une éjaculation (F.)
een ejaculatie (de)