4.2 ovariumcarcinoom Flashcards
wat is de incidentie en aantal sterfgevallen van ovariumcarcinoom in NL
1500 nieuwe patienten per jaar
1100 sterfgevallen per jaar
wat zijn klachten van een ovariumcarcinoom?
geen
aspecifiek
- vage gastro-intestinale klachten
- toename van de buikomvang
- mictie of defaecatieproblemen
acute buikpijn door ruptuur van een cyste of steeldraai
wie krijgt ovariumcarcinoom?
minder ovulaties (hoe minder ovulaties, hoe lager de kans)
- de pil: 30-50% risico reductie indien >3 jaar
- meerdere zwangerschappen
genmutaties (10-15%)
- BRCA1, BRCA2
- Lynch syndroom: MLH1, PMS2, MSH2, MSH6
waar let men op bij het echografisch onderzoek bij een ovariumcarcinoom?
cysteus (holte gevuld met vocht)/ solide (holte gevuld met weefsel)
- uni- multi loculair
- septae (dikte)
proliferaties
ascites (buikvocht)
dopplermeting
IOTA (international ovarium tumor analysis)
RMI (risk of malignancy index)
na een echo maak je een CT scan bij een ovariumcarcinoom. je beschrijft dan alle kwadranten. welke kwadranten zijn di.
omentum (vetnet)
klieren
kleine bekken
cardiophrenische hoek
lever
longen
etc.
wat vraag je aan bij laboratorium bij iemand met verdenking ovariumvarcinoom?
algemeen lab (preoperatief/ voor chemo)
tumormarkers
- CA125
- CEA
A1FP, hcG, LDH (markers bij kiemceltumoren)
inhibine A en B, estradiol, AMH (seks cord stroma celtumoren)
welke histologische types van ovariumcarcinoom zijn er?
laaggradig endometrioid
graad 3 endometrioid
clear cell (heldercellig)
sereus ovarium carcinoom
- 80% van de ovariumcarcinomen
- meest agressief
wat is de origine van een ovariumcarcinoom/ waaruit kan het ontstaan?
eierstok (ovarium)
eileider (tuba)
buikvlies (extraperitoneaal ovariumcarcinoom)
klinisch is het 1 entiteit en behandel je het ook op dezelfde manier
hoe kan het dat ovariumcarcinomen snel metastaseren?
vroege intraperiotoneale metastasering door:
- intraperitoneale lokalisatie van de ovaria
- de exfoliatieve groei
- de versleping van de tumorcellen
waarvan is de prognose van een ovariumca van afhankelijk?
prognose is afh van stadium, (radicale) chirurgie, chemotherapie en mutatiestatis
wat is laag stadium ovariumcarcinoom (tm stadium IIA)?
IA: beperkt tot 1 eierstok
IB: 2 eierstoken
IC: in buikvlies eromheen
IIA: ook in de eileiders
wat zijn kenmerken van een laag stadium ovariumcarcinoom?
- klachten
- % genezing
- behandeling
- belangrijke prognostische factor
- effect adjuvante chemo
meestal bij toeval gevonden, zelden klachten
75-90% genezing
chirurgie en volledige stagering cruciaal
tumor graad is belangrijke prognostische factor
adjuvante chemo verbetert de overleving van patieten met een onvolledige stagering
het is niet bekend of adjuvante chemo de overleving verbetert van patienten met eenm hooggradige tumor
wat is het doel van een stageringsoperatie?
vaststellen of er (microscopische)uitzaaiingen zijn
waaruit bestaat een stageringsoperatie?
cytologie spoelvloeistof of ascites
inspectie en palpatie hele buikholte
uterus en adnex (eileider en eierstokken) extirpatie = verwijderen baarmoeder en adnex
omentectomie (omentum verwijderen)
stageringbiopten
lymfeklierdissecties/ sampling
wat is hoog stadium ovariumcarcinoom?
IIb: verdere uitbreiding in het kleine bekken
III: uitbreiding buiten het bekken of retroperitoneale klieren
- AI: retroperitoneale klieren
- A2: microscopische ziekte peritoneaal
- B: peritoneale metastasen < 2cm, N0
- C: peritoneale metastase > 2cm of N1
IV afstandsmetastasen (inclusief mart joseph nodule)