1.3 Longfunctie en interstitiële afwijkingen Flashcards

1
Q

Wanneer wordt er na een spirometrie gesproken over een restrictie?

A

TLC < -1.64 SD (LLN)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met de longvolumes bij een restrictie?

A
  • FEV1 omlaag
  • FVC omlaag
  • FEV1/FVC normaal of licht omhoog
  • FRC omlaag
  • RV omlaag
  • VC omlaag (betekent niet altijd een restrictie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 3 oorzaken van restrictieve longfunctiestoornissen zijn er?

A
  • Intrinsieke oorzaken
  • Extrinsieke oorzaken
  • Neuromusculaire oorzaken (RV stijgt heel erg en ERV wordt echt heel klein)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke ziektebeelden vallen onder de intrinsieke oorzaken van restrictieve longfunctiestoornissen?

A
  • Interstitiële fibrose
  • Pneumonie
  • Tuberculose (Verlittekening, bovenvelden vaak aangedaan)
  • Hartfalen met longoedeem (groter hart, minder ruimte voor longen)
  • Longfibrose door straling of chemotherapie
  • Pneumothorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke ziektebeelden vallen onder de extrinsieke oorzaken van restrictieve longfunctiestoornissen?

A
  • Kyphoscoliose (Afwijkende stand van wervelkolom) of Scoliose
  • Extreem overgewicht
  • Zwangerschap
  • Ruimte-innemend proces in abdomen
  • Pijn bij inspiratie
  • Pectus excavatum (Binnenstaande borstbeen)
  • Pleuravocht:
    - Langdurig pleuravocht zorgt voor een restrictie, er is wel lucht in de thorax maar visceraal is de pleura vast komen te zitten aan de longen, dus maakt het de long veel kleiner
    - KCO is normaal, maar de DLCO afwijkend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ziektebeelden vallen onder de neuromusculaire oorzaken van restrictieve longfunctiestoornissen?

A
  • Diafragma-paralyse (beschadiging n. phrenicus)
  • Spierdystrofie
  • Poliomyelitis
  • Algemene spierzwakte door ondervoeding

Er zit weinig verschil tijdens het in en uitademen en er is vaak een onvoldoende spierkracht aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurd er met de DLCO bij restrictie en door welke factoren komt dit?

A
  • DLCO omlaag
  • Oppervlakte (A) gaat omlaag -> Alveolaire oppervlakte neemt af
  • Dikte (T) gaat omhoog -> Verdikking van lucht-bloed-barrière

DLCO of TLCO zegt iets over het oppervlakte (A) en dikte van het membraan (T)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de Kroghfactor (KCO)?

A

Een maat voor de diffusiecapaciteit van het membraan zelf.

Correctie van het alveolair volume

Geeft ook meer informatie over dikte van het membraan (T) en ook over het membraan zelf

Hb is belangrijk om te meten voor de diffusiecapaciteit (corrigeren op de Hb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je de Kroghfactor?

A

KCO = DLCO/Va

Alveolair volume verlaagd, maar normale wanddikte -> Verlaagde TLCO, maar normaal of verhoogde KCO

Alveolair volume verlaagd en wanddikte verhoogd -> Verlaagde TLCO en KCO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er met de KCO bij longfibrose?

A

KCO daalt -> want membraan is dikker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe bereken je de ademarbeid?

A

Ademarbeid = Stromingsarbeid + Elastische arbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de ademarbeid bij fibrose?

A
  • Stromingsarbeid is normaal (Geen verhoogde Raw)
  • Elastische arbeid gaat omhoog -> Longweefsel is stug geworden

Minder compliant en dus meer ademarbeid verrichten

Arbeidtotaal = Arbeidstroming + Arbeidelastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de kenmerkende ademhalingspatroon van een patiënt met fibrose?

A

Snelle en oppervlakkige ademhaling (Lage Vt en hoge AF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurd er met de dynamische longvolumes bij restrictie door extrinsieke oorzaak?

A
  • TLC -> Sterke daling
  • FEV1/FVC -> Geen verhoging
  • DLCO -> Daling
  • KCO -> Veranderd niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurd er met de statische longvolumes bij restrictie door een neuromusculaire aandoening?

A
  • TLC -> Daling
  • VC -> Daling
  • RV -> Veranderd niet, maar is in verhouding tot de TLC veel groter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen Emfyseem en Longfibrose?

A

Emfyseem:
- RV neemt toe
- TLC neemt toe

Longfibrose:
- Alle waarden nemen af
- Verminderde longcapaciteit
- Restrictief longziekte

17
Q

Wat is er te zien bij een obstructieve en restrictieve longfunctie op een Flow-volume curve?

A

Obstructieve longfunctie:
- Luchtwegvernauwing

Restrictieve longfunctie:
- Verminderde longvolume
- Minder grote curve (kleinere volume loop)
- Geeft geen 100% zekerheid over de diagnose van de ziekte (obstructie of restrictie bijvoorbeeld)

18
Q

Hoeveel tijd is er nodig voor de diffusie en wanneer ontstaat er vaak pas een probleem bij de diffusiestoornis?

A

0.75 seconde is er nodig voor een rode bloedcel om zuurstof over te brengen en opname te doen. In 0.25 seconde is het al gebeurd, de rest van de tijd is voor extra tijd

Tijdens inspanning is het een probleem, want dan is de passagetijd 0.25 seconde. Bij een diffusiestoornis is er meer tijd nodig om het bloed van zuurstof te voorzien

19
Q

Welke ventilatie-perfusie verhoudingen kunnen er optreden?

A
  • V/Q is 1 -> Normaal
  • V/Q is 0 -> Shunt
  • V/Q is hoog -> Dode ruimte
20
Q

Welke manieren zijn er om de longfunctie te meten buiten de spirometrie om?

A

6 minuten-wandeltest:
- Sub-maximale inspanningstest
- Afgelegde afstand
- SpO2 (Zuurstofsaturatie)

Borgscore: Vragenlijst (over de kortademigheid en vermoeidheid)
CPET: Maximale inspanningstest

21
Q

Wat zijn de kenmerken van een 6 minuten-wandeltest (6MWT)?

A
  • Evaluatie inspanningscapaciteit
  • Er wordt een zuurstofmeter gebruikt
  • Follow-up van afstand en desaturatie
  • Indicatie voor zuurstof
  • Effect van behandeling/training
22
Q

Hoe ziet de Quasi statische compliantie eruit?

A