ZO week 4 Flashcards

1
Q

heeft de Helicobacter pylori een verband met ulcer vorming?

A

Samenvattend kan gezegd worden dat H. pylori de ulcer niet veroorzaakt, maar wel een belangrijke predisposerende factor is voor ulcerformatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom gebruik je combinatietherapie van antibiotica bij H. pylori?

A
  • zodat er geen resistentie ontstaat
  • ze kunnen elkaars werking versterken
  • er zijn verschillen tussen antibiotica in hun karakteristieken (bv. hoever ze in de mucuslaag diffunderen, hoe lang ze actief zijn etc.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de DD van anemie?

A
  • ijzergebreksanemie
  • pernicieuze anemie (vit. B12 deficiëntie)
  • M. pfeiffer (mononucleosis infectiosa)
  • anemie van chronische ziekte
  • foliumzuurdefficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat gebeurt er met de MCV en RDW waarde bij een ijzeranemie?

A

de RDW is hoog omdat er een normaal en laag MCV is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe behandel je een ijzergebreksanemie?

A

ijzertabletten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat past er bij een hemoglobinapthie?

A

laag MCV en normaal RDW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is pernicieuze anemie?

A

vit. B12 tekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe behandel je een pernicieuze anemie?

A

hydroxycobalamine (vit. B12) injecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe behandel je een foliumzuurtekort?

A

foliumzuursuppletie: foliumzuurtabletten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het verschil tussen secretoire en osmotische diarree?

A

secretoir: teveel secretie van zout en water door het darmepitheel (te veel secretie)
osmotisch: verminderde absorptie waardoor de osmolariteit toeneemt en daardoor water onttrekken uit het darmslijmvlies (te weinig absorptie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn voorbeelden van secretoire en osmotische diarree?

A
  • secretoire: infectie, galzout diarree en diarree door endocriene stoornissen als DM, hyoerthyreoïdie
  • osmotisch: diarree door lactose en fructose malabsorptie. door veel consumptie van zoetjes en door laxantia misbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het principe van behandeling van diarree met ORS?

A

orale rehydratie oplossing, dit herstelt het vochtbalans en voorkomt uitdroging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn andere behandelingsmethoden van diarree en op welk principe berusten ze?

A

ORT: correctie vochtverlies
- opiaten: passagetijd verlengd dus meer tijd terugresorptie
- clonidine pleisters: a2-adrenerge receptor agonist dus vasodilatatie en BD daalt dus meer tijd om op te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is je DD bij iemand met buikpijn, diarree en gewrichtspijn?

A
  1. M. Crohn
  2. Colitis ulcerosa
  3. infectieuze aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kwantificeert men de ziekte-activiteit van M. Crohn?

A

CDAI = Crohn’s disease activity index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doe jij bij een milde CDAI score?

A

mesalasine (corticosteroïd) evt met budesonide (glucosteroïd)

met voedingsondersteuning

17
Q

wat doe je bij een matige CDAI score?

A

sondevoeding en corticosteroïden

18
Q

wat doe je bij een ernstige CDAI?

A

corticosteroïden, fecale deviatie, antibiotica bij ernstige fistelvorming en chirurgie als antibiotica niet aanslaat

19
Q

waar kun je allemaal naar kijken met een endoscoop?

A
  • ontsteking, ulceratie en regeneratie
  • metaplasie: vervanging door afwijkend type slijmvlies
  • neoplasie: nieuwvorming en kanker
  • anatomische afwijkingen
  • bloedingen
  • infecties
  • parasieten en schimmels (Candida bv)
  • lichaamsvreemde voorwerpen
20
Q

bij welke ziekte ontstaat als enige een adenocarcinoom?

A

Barrett’s slokdarm

21
Q

welk soort kanker komt er naast adenocarcinoom nog meer voor?

A

plaveiselcarcinoom

22
Q

wat voor ziekte is Barrett’s slokdarm?

A

metaplasie: plaveisel wordt vervangen door kubisch epitheel

23
Q

wat is slokdarm varices?

A

uitgezette venen in de slokdarm

24
Q

hoe ziet endoscopie met coeliakie eruit?

A

villi gaat ten onder en ontstaan een glad darmoppervlak