ZO week 3 Flashcards

1
Q

hoe zet je een diagnostische strategie uit?

A

gerichte anamnese, gericht onderzoek en spreekt een beperkt routine pakket laboratoriumtesten af met een uitslag binnen 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn belangrijke dingen uit anamnese voor cholestate?

A

eerste symptoom: jeuk
vervolgens: geelzucht met vettige, ontkleurde ontlasting (steatorroe) en vermagering
langdurig: subcutane vetophoping bij oogleden (xanthelasma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is belangrijk bij LO als het om cholestase gaat?

A

gewicht, lengte, huidafwijkingen, palpatie van de lever & milt en oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is belangrijk uit het biochemisch profiel van iemand met cholestase?

A
  • GGT gestegen
  • alkalische fosfatase gestegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is belangrijk uit het biochemisch profiel van iemand met hepatitis?

A
  • ALAT gestegen
  • ASAT gestegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is belangrijk uit het biochemisch profiel van iemand met lever insufficiëntie?

A
  • bilirubine stijgt
  • prothrombine daalt
  • albumine daalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar let je op met echo bij cholestase?

A
  • grootte galblaas duidt op obstructie in de ductus cysticus/choledochus
  • verwijding intrahepatische galwegen wijst op extrahepatische obstructie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het belang van intrahepatische versus extrahepatische cholestase?

A

manier van interventie:
- extrahepatisch: chirurgische of endoscopische interventie
- intrahepatische: medicamenteuze therapie (wegenemen oorzakelijke factor en verbeteren galflow)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat krijg je door anabole steroïden?

A

geven zuivere cholestase: GGT en alkalisch fosfatase zijn verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat vindt je bij LO/echo bij cirrose?

A

lever consistentie vast- hard, hobbelige contouren, lage portale flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat vindt je bij LO bij iemand met lever insufficiëntie?

A

spider naevi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat vindt je bij echo/ LO bij portale hypertensie?

A

miltvergroting, collaterale circulatie, ascites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat vindt je bij echo/ LO bij portale hypertensie?

A

miltvergroting, collaterale circulatie, ascites

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

valt PBC onder intra of extrahepatisch?

A

intra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

valt PSC onder intra- of extrahepatisch?

A

beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de normaalwaarde van ALAT, ASAT, GGT, alkalische fosfatase en bilirubine?

A

bilirubine: < 17
AF < 120
GGT < 55
ALAT en ASAT < 45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar bevindt zone 3 zich?

A

rond de centrale venen. de hepatocyten hebben hier bruin pigment (lipofuscine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat accentueert de Masson trichoom kleuring?

A

portale velden en de wand van de levervenen omdat het collageen I aankleurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat accentueert de reticuline kleuring (gomori)?

A

collageen 3: portale velden en levervenen en sinusoïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe dik is de cellaag van hepatocyten?

A

1 cellaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waar zijn de portale bloedvaten aftakkingen van?

A

v. hepatica en a. hepatica
van centrale venen naar hepatische venen en dan VCI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke functies voeren de hepatocyten bij voorkeur uit in zone 3?

A

In zone 3 zijn de hepatocyten verantwoordelijk voor de detoxificatie en het metabolisme van het glycogeen.

23
Q

Waar ligt de ruimte van de Disse? Welke vitamine wordt hier opgeslagen en in welke cellen?

A

De ruimte van Disse wordt in de perisinusoidale ruimte aangetroffen. Vitamine A wordt hier opgeslagen in de hepatic stellate cells (HSC)

24
Q

Hoe zijn spiervezels in de muscularis van de galblaas gerangschikt en waarom?

A

Spiervezels in de muscularis van de galblaas zijn in alle richtingen georienteerd. Dit is om het ledigen van de galblaas te laten plaatsvinden.

25
Q

is het interlobaire duct groter of het intralobulaire?

A

interlobulaire is groter hier zie je duidelijk een duct. intra is een klein wit stipje

26
Q

is pancreas sap basisch of zuur?

A

alkalisch

27
Q

welke klierfuncties bevat de pancreas?

A

exocrien alleen

28
Q

wat is cholerese?

A

de productie van deze ‘hepatische’gal

29
Q

wat zijn de 2 belangrijke functies van gal?

A
  1. afvalstoffen als bilirubine, cholesterol en farmaca gaan mee via excretie van gal
  2. galzouten in gal zijn essentieel voor vertering en absorptie van triglyceriden, cholesterol en fosfolipiden
30
Q

door welke 2 processen wordt cholesterol gevormd?

A
  1. de novo synthese uit acetyl-CoA
  2. opname en afbraak van cholesterolrijke lipoproteïne deeltjes uit het bloed
31
Q

waar komen de fosfolipiden in het gal vandaan?

A

lipoproteïne afbraak in de lever

32
Q

wat zijn de primaire galzouten?

A

cholaat en chenodeoxycholaat ze worden in de lever gemaakt uit cholesterol

33
Q

wat zijn secundaire galzouten?

A

deoxycholaat en lithocholaat. dit gebeurt in het colon de primaire worden omgezet door bacteriële deconjugatie en dehydroxylering

34
Q

Wat is de snelheidsbepalende stap van galzout synthese in de lever, en waar vindt deze plaats? Wat is de voornaamste regulator?

A

De inbouw van een hydroxyl (OH-) groep op de 7a positie van de cholesterol ring door het enzym 7a -hydroxylase. Dit enzym is gelokaliseerd in het ER van de hepatocyt. De synthese snelheid wordt bepaald door het aanbod van galzouten vanuit de vena porta (enterohepatische cyclus). Als dit aanbod vermindert, neemt de de novo synthese van galzout uit cholesterol toe.

35
Q

hoe is een micel opgebouwd?

A

een schijfvormig deeltje dat aan de buitenzijde bestaat uit galzouten en aan de binnenzijde uit fosfolipide (lecithine), cholesterol en eventueel vetzuren en monoglycerides

36
Q

wordt cholesterol ook in de urine uitgescheiden?

A

nee. cholesterol komt alleen in het bloed voor want het is erg hydrofoob

37
Q

wat zijn ABC-eiwitten?

A

ATP-bindende cassette. alle canaliculaire exporteurs zijn ABC-eiwitten

38
Q

waar is de canaliculaire galflow afhankelijk van?

A

ene helft van galzoutsecretie. de andere helft van elektrolyt en glutathion secretie. ook de cholangiocyten in de galafvoerwegen dragen bij aan de galflow door de actieve secretie van zout en water

39
Q

wat is PFIC-2?

A

mutatie in BSEP waardoor er een defecte afvoer van galzouten uit de hepatocyt en ontstaat er cholestase

40
Q

wat is PFIC-3?

A

mutatie in MDR#. er is een defecte afvoer van fosfolipiden uit de hepatocyt, waardoor de vorming van gemengde galmicellen gestoord is

41
Q

waarom is verzadiging van micellen met fosfolipiden belangrijk?

A

omdat de micellen dan niet fosfolipiden van membranen zullen opnemen en afbreken

42
Q

wat is de enterohepatische kringloop?

A

galzouten worden geabsorbeerd in het distale ileum via Na-galzout cotransporter in de luminale membraan van de ileocyt, de IBAT

43
Q

wat gebeurt er als je IBAT remt?

A

toename galzoutverlies (met het daarin opgeloste cholesterol)

44
Q

door welk hormoon trekt de galblaas samen?

A

CCK

45
Q

hoe ontstaan galstenen?

A

kristallisatie en aggregatie van galcomponenten

46
Q

waaruit bestaan pigmentstenen?

A

onoplosbare calciumzouten

47
Q

waar bestaan zwarte pigmentstenen uit?

A

lineaire polymeren van bilirubine, calcium fosfaat en carbonaat

48
Q

waaruit bestaan bruine pigmentstenen?

A

calcium bilirubinaat en calciumzouten van vetzuren

49
Q

onder welke condities ontstaat een acute biliare pancreatits?

A
  • reflux galzouten in ductus pancreaticus
  • reflux chymus uit duodenum in pancreas gang
  • pancreas duct beschadigd en ontstoken
50
Q

wat zijn kenmerken van primaire lactase deficiëntie?

A
  • morfologie darmbiopt: normaal
  • H2-ademtest na lactose: afwijkend
  • orale belastingtest met: lactose - afwijkend, glucose: normaal, dextrine: normaal
  • therapie: lactose vrij dieet
51
Q

wat zijn kenmerken van sucrase isomaltase deficiëntie?

A
  • morfologie darmbiopt: normaal
  • H2-ademtest na lactose: normaal
  • orale belastingtest met: lactose - normaal, glucose: normaal, dextrine: afwijkend
  • therapie: sucrose- en dextrinevrij dieet
52
Q

wat zijn kenmerken van glucose galactose malabsorptie ?

A
  • morfologie darmbiopt: normaal
  • H2-ademtest na lactose: afwijkend
  • orale belastingtest met: lactose - afwijkend, glucose: afwijkend, dextrine: afwijkend
  • therapie: fructoserijk dieet
53
Q

wat zijn kenmerken van coeliakie?

A
  • morfologie darmbiopt: afwijkend
  • H2-ademtest na lactose: afwijkend
  • orale belastingtest met: lactose - afwijkend, glucose: afwijkend, dextrine: afwijkend
  • therapie: glutenvrij dieet