VO week 2 Flashcards

1
Q

hoe heet Vit B12?

A

cobalamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar heb je vit b12 voor nodig?

A

aanmaak cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar zit vit B12 in?

A

dierlijke producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk organisme kan zelf B12 maken?

A

bacteriën dus planteneters krijgen het binnen via symbiose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom kunnen mensen B12 niet opnemen van bacteriën?

A

laatste deel van vit B12 opname zit in het laatste deel van de dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn symptomen van B12 deficiëntie?

A
  • macrocytaire anemie: te weinig en abnormaal grote cellen
  • megaloblastaire erytropoëse
  • verstoorde celdeling
  • aantasting axonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

is vitamine B12 wateroplosbaar?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe wordt vit B12 opgenomen?

A
  1. eiwit B12 complex: afbraak in de maag; maagzuur en pepsine
  2. binding aan R-protein (stabiel in de maag); product maag en speekselklieren
  3. B12-RP complex naar dunne darm
  4. afbraak RP door proteases uit pancreas.
  5. B12 bindt aan de intrinsieke factoren; product van pariëtale cel.
  6. B12-IF complex bindt aan receptor (cubiline) op darmcel.
  7. endocytose van B12-IF-receptor complex.
  8. lysosoom: afbraak IF. vrije B12 naar bloedbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar vindt de opslag van vit B12 plaats?

A

in de lever via entero-hepatische circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe zit het met de werking van B12?

A

ze zijn essentieel voor de werking van bepaalde enzymen:
1. methionine synthese (celdeling kan hierdoor niet plaatsvinden)
2. MMCoA mutase (reactie die belangrijk is bij energie generatie van een cel. invloed op citroenzuurcyclus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn symptomen van verstoorde celdeling?

A

anemie, droge tong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn symptomen van aantasting axonen?

A

Schwann cel worden aagetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke plasma concentraties stijgen bij B12 deficiëntie symptomen?

A
  • homocysteine
  • methylmalonaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de oorzaken van vit B12 deficiëntie?

A
  • lage inname (vegatarisme)
  • verstoorde eiwitafbraak, lage maagzuursecretie
  • verlaagde IF productie bij verlies pariëtale cellen
  • verlies receptor; ontsteking/resectie ileum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom kijk je naar CRP in het bloed?

A

eiwit wat snel wordt afgegeven bij een ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke bloedwaarde duidt op een vit B12 deficiëntie?

A

verhoogd celdelingen (leukocytosen en trombocytose) icm lage Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe behandelen we IBD?

A

ontstekingsremmers: prednison acuut. het wordt niet chronisch gegeven want heeft veel bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe komen we aan vit D?

A

de zon, dierlijke producten (beperkt), vette vis (veel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is de functie van vitamine D?

A

calcium en fosfaat opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe wordt vit D opgenomen?

A

vetoplosbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn galzouten?

A

hydrofiele en hydrofobe kant. ze binden op oppervlakte vetdruppels

22
Q

wat is emulgatie?

A

uit grote vetdruppels kleinere maken

23
Q

wat zijn micellen?

A

producten van de vetafbraak worden opgenomen door micellen

24
Q

wat is belangrijk voor de opname van vet?

A

galzouten en lipase

25
Q

waar wordt de actieve vorm van vit D gevormd voor calciumopname?

A
  1. in de lever
  2. in de nier
26
Q

hoe gaat de ca opname?

A

duodenum, prox jejunum
apicaal: kanaal
in de cel: Ca bindend eiwit
basolateraal: pomp (ATP-ase)

dit is transcellulair

27
Q

wat is vit D?

A

steroïd: kan door plasmamembraan heen.
zorgen voor synthese van eiwitten die nodig zijn voor de synthese van Ca (dus is een transcriptiefactor)

28
Q

waardoor ontstaat geelzucht?

A

hogere bilirubine concentratie in het bloed: is een pigment in gal wat ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen

29
Q

wat is PSC?

A

primaire cirrose van de galwegen: concentrische vernauwingen in de galwegen met vaak een dilatatie waardoor het lijkt op een kralensnoer

30
Q

wat is cirrose?

A

combinatie van fibrose en hyperplasie van de rest van het parenchym

31
Q

wat is de behandeling van PSC?

A

stent plaatsing of levertransplantatie

32
Q

wat is hemochromatose?

A

feedback systeem Fe werkt niet meer. ze nemen heel veel ijzer op ongeacht de behoefte. dit zorgt voor orgaanschade: lever, huid, pancreas, hartspier en gewrichten. het is erfelijk: autosomaal recessief (puntmutatie HFE gen)

33
Q

waar vindt de Fe opname plaats?

A

duodenum, prox. jejunum

34
Q

wat reguleert de concentratie van Fe?

A

ferroportine dit wordt hormonaal gereguleerd

35
Q

wat doet ferritine?

A

bindt Fe irreversibel

36
Q

wat is hepcidine?

A

lever meet hiermee Fe3+ hij wordt namelijk gestimuleerd door Fe-transferrine

37
Q

wat is ascites?

A

vocht in de peritoneale buikholte. het vocht komt uit de poortader.

38
Q

wat zijn kenmerken van een portale hypertensie?

A
  • grotere milt
  • spataders
  • ascites
39
Q

wat is ondervoeding?

A

is een toestand van disbalans tussen voedingsbehoefte en voedingsinname waarbij cumulatieve tekorten van energie, eiwit en andere voedingsstoffen ontstaan met meetbare nadelige effecten op
- weefsel/lichaamsvorm
- groei en ontwikkeling
- klinische uitkomstmaten

40
Q

Hoe stel je ondervoeding vast?

A

Acute ondervoeding
- kinderen <1: gewicht naar lengte
- kinderen >1: gewicht naar lengte
- alle kinderen: afbuigende groeicurve in afgelopen 3 maanden

chronische ondervoeding:
- alle kinderen: lengte naar leeftijd
- kinderen <4: ander afkappunt dan oudere leeftijd

41
Q

Wat zijn de meetmethodes om ondervoeding vast te stellen?

A
  1. klinische blik
  2. groeicurve (tot 21 jaar)/ BMI bij volwassenen

andere methodes
- bovenarm omtrek en huidplooien
- spierkracht bepalen
- bloedonderzoek

42
Q

Welke vormen van ondervoeding bestaan er?

A
  • normaal
  • acute vorm: erg mager er is verminderd gewicht. zn lengte is goed
  • chronische vorm: lengte problemen hierdoor is het gewicht ook lager maar hij ziet er normaal uit
  • mengvorm: erg mager en te klein voor zn leeftijd dus verhouding klopt ook niet
43
Q

wat is afbuigende groei?

A

groeicurve volgt die niet 1 lijn maar meerdere

44
Q

Wat zijn de gevolgen van ondervoeding?

A

korte termijn
neerwaartse spiraal
1. meer ziekte
2. minder voedingsinname
3. gewicht daalt
4. de behoefte van kcal neemt toe
5. complicaties nemen toe
en dan ben je weer meer ziekte etc.

lange termijn
- kinderen: groei, leervermogen, psychomotorische ontwikkeling
- volwassenen: risico op ziekte (HVZ, diabetes mellitus)

45
Q

Hoe vaak komt ondervoeding voor en bij welke ziektebeelden?

A

vaak onder zieke kinderen maar wordt vaak niet herkend
prevalentie kinderen: 15-30% afhankelijk van patiëntenpopulatie en de ziekte
prevalentie volwassenen: 25-40%

46
Q

Wat is de behandeling van ondervoeding?

A
  1. behandelen onderliggende ziekte
  2. als kan wegnemen risicofactoren
  3. individueel voedingsbeleid
47
Q

Zijn er verschillen tussen volwassenen en kinderen?

A

kinderen zijn gevoeliger voor ondervoeding.
- ze hebben extra energie nodig voor groei en ontwikkeling.
- ze hebben een hoger energieverbruik
- minder fysiologische reserves
- eerder tekorten

energiebehoefte is bij een kind afhankelijk van leeftijd want groeisnelheid is niet constant

48
Q

wat is target heigt (streeflengte)?

A

mee nemen in beoordeling chronische ondervoeding
lengte is genetisch bepaald

49
Q

wanneer spreek je bij volwassenen van ondervoeding?

A
  • onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in afgelopen 6 maanden of meer dan 5% in een jaar
  • BMI <18,5
50
Q

welke ziektebeelden zijn een voorbeeld van de gevolgen van ondervoeding?

A
  • IBD
  • CF: cystisch fibrose