Words for Dutch features Flashcards
1
Q
city canal
A
de gracht [pl. grachten]
2
Q
province
A
de provincie [provincies]]
3
Q
polder
A
de polder [pl. polders]
4
Q
dike
A
de dijk [pl. dijken]
5
Q
dolmen
A
de hunebed [pl. hunebedden]
6
Q
dune
A
het duin
7
Q
lighthouse
A
de vuurtoren
8
Q
seal
A
de zeehond
9
Q
belong to, be a part of
A
behoren tot
10
Q
the making of
A
het maken van