Business Flashcards
1
Q
factory
A
de fabriek
2
Q
customer
A
de klant
3
Q
business [e.g. the world of business]
A
de zaken [pl]
4
Q
business [as in, company]
A
het bedrijf
5
Q
insurance
A
de verzekering
6
Q
on business
A
voor zaken
7
Q
owner
A
de eigenaar
8
Q
industry
A
de industrie
9
Q
tax
A
de belasting
10
Q
branch [of a company]
A
het filiaal
11
Q
contract
A
het contract
12
Q
sale
A
de verkoop
13
Q
competition
A
de concurrentie
14
Q
promotion
A
de promotie
15
Q
to get promoted
A
promotie maken
16
Q
customer service
A
de klantenservice