Travel Flashcards
the day before yesterday
eergisteren
to depart
vertrekken
to visit
bezoeken
aeroplane
het vliegtuig
to fly
vliegen
ticket
het kaartje
holiday
de vakantie
over, past, finished
voorbij
visit [n.]
het bezoek
to visit
zijn op bezoek
boat
de boot
ship[s]
het schip / de schepen
sailboat
de zeilboot
to sail
varen
ferry
de veerboot
embassy
de ambassade
passport
het paspoort
international
internationaal
sight / sights
de bezienzwardigheid [-heden]
visa
het visum
bon voyage
goede reis
on holiday
met vakantie
then, back when
toen
used to, in the past
vroeger
it wasn’t necessary
het hoefde niet
to take a photo
maken een foto
to travel
reisen
Germany
Duitsland
to learn about
leren over
France
Frankrijk
abroad
het buitenland
train
de trein
arrival
de aankomst
flight
de vlucht
suitcase
de koffer
luggage
de bagage
on time
op tijd
rucksack
de rugzak
adventure
het avontuur
not my cup of tea
niks voor mij
guide
de gids
tourist
de toerist
to depart
vertrekken