Opinions Flashcards
1
Q
I agree with you
A
Ik ben het met je eens
2
Q
opinion
A
de mening
3
Q
point of view
A
het standpunt
4
Q
recommend
A
aanraden [sep] [aan]
5
Q
to be honest / fair
A
om eerlijk te zijn
6
Q
to accept
A
accepteren [geaccepteerd]
7
Q
to convince
A
overtuigen
8
Q
convinced by
A
overtuigd van
9
Q
reasonable / unreasonable
A
redelijk / onredelijk
10
Q
issue
A
de kwestie
11
Q
as quickly as possible
A
zo snel mogelijk
12
Q
argument
A
het argument
13
Q
attitude
A
de houding
14
Q
respect
A
het respect
15
Q
judgement
A
de oordeel