Verbs Flashcards
Learn vocabulary
to depart
vertrekken
to doubt [it]
twijfelen [er]aan
to prevent [you from]
voorkomen [dat je]
to enjoy
genieten [van]
to look / look like
eruitzien
to improve
verbeteren
to determine
bepalen
to look tasty
zien er lekker uit
to interest
interesseren
to hesitate
twijfelen
to hide
verbergen
I hide
ik verberg me
to fill
vullen
to solve
oplossen [sep.]
to complain [about]
klagen [over]
to move
verplaatsen
to participate
meedoen
to expect
verwachten
to offer
aanbieden [sep.]
to end
eindigen
to support
steunen
to hate
haten
to keep /save
bewaren [op]
to exist
bestaan
to disappear
verdwijnen
to sing
zingen
to share
delen
to answer
antwoorden
to cause
veroorzaken
to laugh
lachen
to break
breken
to lose
verliezen
to win
winnen
to cover
bedekken
to help
helpen
to miss
missen
to protect
beschermen
to comprise / consist of
bestaan uit
to collect
verzamelen
to relax
ontspannen
to feel like [doing something]
hebben zin om
to fit
passen
to get, receive
krijgen
to get, fetch
halen
to trust
vertrouwen
to send
opsturen
to borrow
lenen
to weigh
wegen
to recognise, identify
herkennen
to be born
geboren worden
when were you born
wanneer ben jij geboren
to command, order
bevelen
to happen
gebeuren
to understand
begrijpen