Looks Flashcards
1
Q
bald
A
kaal
2
Q
blonde
A
blond
3
Q
handsome
A
knap
4
Q
appearance
A
het uiterlijk
5
Q
moustache
A
de snor
6
Q
beard
A
de baard
7
Q
haircut
A
het kapsel
8
Q
to look gorgeous
A
zien er prachtig uit
9
Q
button
A
de knop
10
Q
little button
A
het knopje
11
Q
lace [e.g. on a shoe]
A
de veter
12
Q
in fashion
A
in de mode
13
Q
sunglasses
A
de zonnebril
14
Q
convenient
A
handig
15
Q
zip
A
de rits
16
Q
gorgeous
A
prachtig
17
Q
earphones
A
het oortje
18
Q
headphones
A
de koptelefoon
19
Q
eyebrow
A
de wenkbrauw
20
Q
eyelash
A
de wimper
21
Q
bracelet
A
de armband / het armbandje
22
Q
lens / contact lens
A
de lens
23
Q
woolly hat
A
de muts
24
Q
both
A
alle twee
25
Q
cap
A
de pet
26
Q
mitten
A
de want
27
Q
scarf / scarves
A
de sjaal [pl. sjaals]
28
Q
headscarf
A
de hoofddoek
29
Q
glove
A
de handschoen
30
Q
to happen to
A
gebeuren met
31
Q
ring
A
de ring
32
Q
watch / watches
A
het horloge / de horloges
33
Q
birthmark
A
de moedervlek
34
Q
jewellery
A
de sieraden
35
Q
scar
A
het litteken
36
Q
tattoo / tattoos
A
de tatoeage[s]
