Werkcollege 1A Flashcards

1
Q

benoem de verschillende onderdelen van de neusholte

A
  • Neusholte
  • Choanae
  • nasopharynx
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benoem de verschillende onderdelen van de mondholte

A
  • mondholte
  • arcus palatoglossus
  • oropharynx
  • laryngopharynx
  • epiglottis
  • oesophagus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe heet de holte tussen de nasopharynx en oropharynx en door wat wordt het gescheiden

A

ostium intrapharyngeus

arcus palatopharyngeus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waardoor wordt de nasopharynx begrensd?

A

craniaal choanae,
ventraal palatum molle
en arcus palatopharyngeus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waardoor wordt de oropharynx begrensd?

A

craniaal arcus palatoglossus,
dorsaal palatum molle en arcus palatopharyngeus,
caudaal epiglottis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waardoor wordt laryngopharynx begrensd?

A

tussen epiglottis en oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is bijzonder aan de ligging van de epiglottis bij het paard? hoe heet dit?

A

het paard kan niet door zijn mond ademen, omdat epiglottis de oropharynx blokkeert. Het paard kan wel luchtzuigen maar dan komt het lucht in zijn maag terecht.

Dit heet retrovelair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn pathologieen m.b.t. de pharynx?

A

open gehemelte.

Brachycefale honden = epiglottis gaat tegen palatum molle zitten en blokkeert zo luchtweg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 slikfasen

A
  1. orale fase = passage oropharynx
  2. pharyngeale fase = passage laryngopharynx
  3. oesophageale fase = passage epiglottis (wordt door voedselbrok dichtgeduwd) en oesophagus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regulatie pharyngeale fase

A

Kruising ademwegen reflexmatig.

Slikreflex: slikcentrum (med. oblongata)

  • Trigeminus V = mond
  • Glossopharyngeus IX = pharynx/tong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer kan er niet geslikt worden?

A

Verlamming
Corpora alienum
Ontsteking
Neoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

UES

A

Upper esophageal sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

LES

A

Lower esophageal sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf druk in thorax tijdens slikken

A

Boven UES heerst een positieve druk. Druk in thorax zakt omdat UES opengaat.
Boven de diafragma heerst een negatieve druk, dit komt door de longen. Wanneer de bolus langskomt, dan stijgt plaatselijk de druk.
Onder het diafragma stijgt de druk weer. LES druk lager door ontspanning.
Fundus geeft ook ruimte dus verlaging druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rol UES en LES slikken

A

Zorgen ervoor dat het eten goed de slokdarm kan passeren. Relaxatie voor toegang van bolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschil LES en UES

A

Door bovendruk hoeft LES minder sterk te zijn

17
Q

Effect hernia diafragmatica op LES

A

Geen negatieve druk in thorax, waardoor organen vanuit de buikholte naar de borstholte migreren. LES is minder sterk, dus sfincter gaat door lage druk openstaan. —> reflux maag

18
Q

Primaire peristaltiek

A

Centraal gegenereerd door slikcentrum in verlengde merg.

N. Vagus

19
Q

Secundaire peristaltiek

A

Daar waar slokdarm wordt geprikkeld, bijv. als voedsel blijft hangen.

20
Q

Peristaltiek

A

Contractiepatroon van voedselbrok in MDK dat zorgt voor voortstuwing caudaal

21
Q

Megaoesophagus

A

Verwijde oesophagus

22
Q

Effect megaoesophagus op slikken

A

Megaoesophagus is zo groot dat de spieren en de peristaltiek onvoldoende om de bolus kan sluiten en naar beneden kan duwen.

23
Q

Bij welke ziekte zien we vaak megaoesophagus. Wat is het gevolg daarvan?

A

Verslikken, verslikpneumonie

Myasthenia gravis > ACh wordt geblokkeerd

24
Q

Ware speekselvloed

A

Er is meer speekselproductie dat gewoon wordt doorgeslikt

25
Q

Valse speekselvloed

A

Er is meer speekselproductie maar wordt niet doorgeslikt en stroomt naar buiten, bijv ontsteking mondslijmvlies, corpora alienum, slokdarmobstructie, verlamming

26
Q

Welke complicatie tgv speekselvloed kun je verwachten?

A

Verslikking
Verslikpneumonie
Acidose

27
Q

Waarmee raakt een paardenslokdarm verstopt?

A
Coprofagie (mestbal)
Droge biks
Droge (ongeweekte) bietenpulp
Schijfjes wortel
Gulzig eten van krachtvoer
28
Q

Verschijnselen oesohagus verstopping

A

Plotseling ophouden met eten
Kwijlen via neus = regurgiteren
Staan met gestrekte hals

29
Q

Bevestigen diagnose verstopping

A
Palpatie oesophagus (maar deels te voelen) 
Slokdarm sonderen
Endoscopisch kijken
30
Q

Therapie slokdarmverstopping

A

Medicamenteuze behandeling (relaxatie slokdarm: Buscopan en NSAID en sedatie)
Kale box en mondkap > water aanbieden als test of obstructie is verdwenen
Slokdarm spoelen
Antibioticum bij langdurige verstopping

31
Q

Complicaties slokdarmverstopping

A
Slokdarm perforatie (diverticel) 
Slokdarm necrose (litteken vorming) 
Slikpneumonie
32
Q

Voorkeurslocaties verstopping

A
  1. Sfincter
  2. Borstingang
  3. Achter aorta langs
  4. Gat door diafragma