Hoorcollege 12B Flashcards
algemene reactiepatronen
weefsels kunnen maar op een paar verschillende reactiepatronen reageren op veel verschillende stimuli:
- “grootte verandering” (ontwikkeling, aanpassend, neoplasie)
- degeneratie en celdood
- ophopingen
- vaataandoeningen
- ontsteking
- wondgenezing
- rupturen
- corpus alienum
- dislocaties, torsies
- (aangeboren) misvorming
Ezelsbrug algemene reactiepatronen
- Stimuli van reacties > etiologie van de ziekte
Vitamin D
- Vasculair
- Infectieus
- Trauma
- Aangeboren
- Metabool
- Immuungemedieerd / Iatrogeen
- Neoplastisch
- Degeneratief
wat is de samenhang van etiologie en reactiepatronen
Verschillende oorzaken van een probleem kunnen dezelfde reacties geven. Vaak is er wel een bepaalde etiologie die het beste past en het er meeste op lijkt.
waar is de presentatie van de ziekte/laesie van afhankelijk?
Het is afhankelijk van de interactie tussen etiologie en gastheer en beïnvloed door:
- het totaal van reactiepatronen
- tijd
- ernst
- plaats
Reactiepatronen en tijd
Bijv. de tijd waarin het duur voor een laesie om te helen kan aangeven hoe oud de wond is.
Gradaties zijn:
- Normaal
- Peracute = lichte zwelling
- Acute = meteen/heel snel opgetreden, nog geen ontstekingscellen
- Subacute = al even bezig, immuuncellen zijn aanwezig zoals neutrofielen en plasmacellen
- Chronisch = al enige tijd aanwezig, lymfocyten aanwezig
- Geheeld (‘nieuwe normaal’) = de wond is geheeld, er zijn nog wat lymfocyten aanwezig om het laatste op te ruimen.
Reactiepatronen en ernst
Enst = omvang, grootte, uitbreiding, gevolg van wond.
Bijv. een grote invasieve neoplasie heeft mogelijke grotere gevolgen voor het dier dan een kleine lipoom.
Reactiepatroon en locatie
de locatie van een wond kan aangeven waar de malfucntie zich bevindt. Bijv. bij een bloeding in de dunne darm, zal er melena optreden, terwijl een bloeding in de dikke darm juist vers bloed geeft bij de ontlasting.
hoe kunnen laesies onderscheiden worden?
- Veel laesies zien er macroscopisch hetzelfde uit
- Histologie of cytologie is noodzakelijk om een definitieve diagnose te kunnen stellen.
- Kennis van de ziekteprocessen en mogelijke ziekten binnen een diersoort, leeftijd etc kunnen de DDx beperken
Begrippen verkleining cellen
- hypoplasie/aplasie = tijdens (foetale) ontwikkeling, nooit tot de normale grootte gegroeid
- atrofie = kleiner dan normaal of mindere aantal cellen / verlies van individuele cel grootte
villi atrofie
- schade aan villeuze epitheelcellen > replicatie crypte cellen (crypt hyperplasie) > korte villi en lange crypten.
bijv. rota of coronavirus infecite - schade aan cryptcellen > vermindering mitotisch activiteit > korte villi en korte crypten (verlies van basis).
bijv. parvovirus infectie
Begrippen vergroting cellen
Adaptief, gereguleerd (zowel fysiologisch als pathologisch)
- hypertrofie = verhoogde celgrootte
- hyperplasie = verhoogde celaantal
Autonoom, ‘ongereguleerd’
- Neoplasie = adeno(carci)noma, ronde cel tumoren (lymfomen, mastcel tumoren etc.), leiyomyo(sarco)ma, GIST, metastasen, etc…
Begrippen degeneratie/celdood
Mogelijk leidend tot ziekte
- Necrose = inflammatoire celdood
- Apoptose = geprogrammeerde celdood
kan hoofd afwijking zijn, maar is vaak onderdeel van groter probleem
bijv. na vaataandoeningen (e.g. trombose > infarct) “bijstander effect” tijdens inflammatie weefseldood in neoplasie door hypoxie.
Ontsteking
- heel verloop van ontstekingen over tijd!
- ingedeeld in exsudaat, inflammatoir, celtypen, weefselproliferatie.
- vaak gemengde reactiepatronen (bijv. necrose, vaataandoening etc.)
- tijdpatroon, ernst, spreiding over weefsel
- niet altijd veroorzaakt door infectieuze agentia (bijv. autoimmuun ziekte).