Hoorcollege 12B Flashcards

1
Q

algemene reactiepatronen

A

weefsels kunnen maar op een paar verschillende reactiepatronen reageren op veel verschillende stimuli:

  • “grootte verandering” (ontwikkeling, aanpassend, neoplasie)
  • degeneratie en celdood
  • ophopingen
  • vaataandoeningen
  • ontsteking
  • wondgenezing
  • rupturen
  • corpus alienum
  • dislocaties, torsies
  • (aangeboren) misvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ezelsbrug algemene reactiepatronen

A
  • Stimuli van reacties > etiologie van de ziekte

Vitamin D

  • Vasculair
  • Infectieus
  • Trauma
  • Aangeboren
  • Metabool
  • Immuungemedieerd / Iatrogeen
  • Neoplastisch
  • Degeneratief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de samenhang van etiologie en reactiepatronen

A

Verschillende oorzaken van een probleem kunnen dezelfde reacties geven. Vaak is er wel een bepaalde etiologie die het beste past en het er meeste op lijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar is de presentatie van de ziekte/laesie van afhankelijk?

A

Het is afhankelijk van de interactie tussen etiologie en gastheer en beïnvloed door:

  • het totaal van reactiepatronen
  • tijd
  • ernst
  • plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reactiepatronen en tijd

A

Bijv. de tijd waarin het duur voor een laesie om te helen kan aangeven hoe oud de wond is.
Gradaties zijn:
- Normaal
- Peracute = lichte zwelling
- Acute = meteen/heel snel opgetreden, nog geen ontstekingscellen
- Subacute = al even bezig, immuuncellen zijn aanwezig zoals neutrofielen en plasmacellen
- Chronisch = al enige tijd aanwezig, lymfocyten aanwezig
- Geheeld (‘nieuwe normaal’) = de wond is geheeld, er zijn nog wat lymfocyten aanwezig om het laatste op te ruimen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reactiepatronen en ernst

A

Enst = omvang, grootte, uitbreiding, gevolg van wond.

Bijv. een grote invasieve neoplasie heeft mogelijke grotere gevolgen voor het dier dan een kleine lipoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Reactiepatroon en locatie

A

de locatie van een wond kan aangeven waar de malfucntie zich bevindt. Bijv. bij een bloeding in de dunne darm, zal er melena optreden, terwijl een bloeding in de dikke darm juist vers bloed geeft bij de ontlasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe kunnen laesies onderscheiden worden?

A
  • Veel laesies zien er macroscopisch hetzelfde uit
  • Histologie of cytologie is noodzakelijk om een definitieve diagnose te kunnen stellen.
  • Kennis van de ziekteprocessen en mogelijke ziekten binnen een diersoort, leeftijd etc kunnen de DDx beperken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Begrippen verkleining cellen

A
  • hypoplasie/aplasie = tijdens (foetale) ontwikkeling, nooit tot de normale grootte gegroeid
  • atrofie = kleiner dan normaal of mindere aantal cellen / verlies van individuele cel grootte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

villi atrofie

A
  • schade aan villeuze epitheelcellen > replicatie crypte cellen (crypt hyperplasie) > korte villi en lange crypten.
    bijv. rota of coronavirus infecite
  • schade aan cryptcellen > vermindering mitotisch activiteit > korte villi en korte crypten (verlies van basis).
    bijv. parvovirus infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Begrippen vergroting cellen

A

Adaptief, gereguleerd (zowel fysiologisch als pathologisch)
- hypertrofie = verhoogde celgrootte

  • hyperplasie = verhoogde celaantal

Autonoom, ‘ongereguleerd’
- Neoplasie = adeno(carci)noma, ronde cel tumoren (lymfomen, mastcel tumoren etc.), leiyomyo(sarco)ma, GIST, metastasen, etc…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begrippen degeneratie/celdood

A

Mogelijk leidend tot ziekte

  • Necrose = inflammatoire celdood
  • Apoptose = geprogrammeerde celdood

kan hoofd afwijking zijn, maar is vaak onderdeel van groter probleem
bijv. na vaataandoeningen (e.g. trombose > infarct) “bijstander effect” tijdens inflammatie weefseldood in neoplasie door hypoxie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontsteking

A
  • heel verloop van ontstekingen over tijd!
  • ingedeeld in exsudaat, inflammatoir, celtypen, weefselproliferatie.
  • vaak gemengde reactiepatronen (bijv. necrose, vaataandoening etc.)
  • tijdpatroon, ernst, spreiding over weefsel
  • niet altijd veroorzaakt door infectieuze agentia (bijv. autoimmuun ziekte).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly