Hoorcollege 20D Flashcards

1
Q

Welke bacteriën spelen een gunstige rol in de darm?

A

microbioom

1-3% LG, dus ong. 1 kg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rol (4) microbioom

A
  1. vertering
  2. vitamine productie (B en K)
  3. kunnen pathogenen weerstaan (kolonisatie resistentie)
  4. activatie/actief houden immuunsysteem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

indeling microbioom

A
  • Vaste bezoekers e/o gasten
  • opportunisten / pathogenen

> klein deel: wangedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

microbioom

A

alle bacterien en protozoa die in gastheer aanwezig (zowel gunstig als pathogeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bacteriële enteritis/diarree verwekkers dunne darm

A
  • E. coli
  • Clostridium perfringens
  • Lawsonia intracellularis
  • Mucobacterium avium ssp paratuberculosis (MAP)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bacteriële enteritis/diarree verwekkers dikke darm

A
  • E. coli
  • Clostridium perfringens
  • Lawsonia intracellularis
  • Salmonella
  • Campylobacter
  • Brachyspira hyodysenteriae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat kan er gezegd worden over verwekkers diarree in darmen?

A

Er komen bepaalde bacteriën voor in zowel de dunne als de dikke darm.
Echter, er blijkt een verschil te zitten in:
- type = types o.b.v. toxinen
- diersoorten = vele
- leeftijden = neonataal tot oudere
- darmdelen = dunne/dikke darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 stappen bacterie naar patiënt

A
  1. kolonisatie = ergens aan vast hechten, zodat het niet meer verwijderd kan worden
  2. overleven en vermenigvuldigen onder lokale condities
  3. kolonisatie resistentie = concurreer met commensale flora
  4. Ontwijk lokale afweermechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doen bacteriën in de darm

A
  • adhesie
  • exotoninen bijv.
    a. opjagen secretie zonder schade
    b. schade darmcellen
  • invasie darmcellen
  • invasie verder in darmwand / lnn
  • endotoxinen > LPS (gram - staven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

specificaties exotoxinen

A
  • productie door levende bacterie
  • Gram + en -
  • eiwit
  • specifieke activiteit
  • niet pyrogeen (koorts)
  • sterk antigeen
  • extra-chromosomaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

specificaties endotoxinen (LPS)

A
  • komt vrij na dood bacterie
  • celwand gram-
  • lipopolysaccharide (LPS)
  • brede activiteit
  • sterk pyrogeen
  • zwak antigeen
  • in chromosoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

veroorzaken diarree bacterien

A
  1. enterotoxinen productie
  2. ontsteking
  3. villi atrofie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gevolg productie enterotoxinen

A

intestinale hypersecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gevolg ontsteking darm

A

hypersecretie

maldigestie/-absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevolg villi atrofie

A

maldigestie/-absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe slim is E. coli?

A
  • kapsel polysacchariden
  • endotoxine (LPS)
  • Fimbriele adhesines
  • exotoxins
    a. hitte labiel (LT)
    b. hitte stabiel (STa en b)
17
Q

enterotoxine

A

exotoxine

18
Q

aanhechting e. coli

A

ETEC aanhechting = effect op secretie

Enterotoxine ST stimuleert guanylaatcyclase (GT) om meer cGMP te produceren, waardoor Cl- kanaal wordt opengezet naar lumen en Na+ kanaal wordt geopend naar cel. Hierdoor diffunderen Na+ en H20 passief naar het lumen. = diarree

19
Q

waar staat F5 of F41 voor bij virus

A

F = fimbriae factoren > enterotoxine productie > potentieel pathogeen

20
Q

hoe slim is C. perfringens?

A
  • normaal: gering aantal
  • gebruikt “veranderde omstandigheden”, bijv. voer, antibiotica, infectie en motiliteit
  • exotoxinen: verschillende combinaties alfa/beta/epsilon
21
Q

Effect c. perfringens op darm

A
  • maakt door (combinatie van) toxinen darmcellen kapot
  • necrotiserende/hemorragische enteritis
  • van milde diarree tot dood voordat diarree gezien wordt.
    Bijv. lam dat de vorige dag nog goed deed maar de volgende dag met gezwollen buik dood in wei ligt. Darmen zijn helemaal opgezwollen en flink doorbloed.
22
Q

wat voor toxines gebruikt C. perfringens?

A
  • membraan brekende toxinen
  • pore-vormende toxine
  • cytoskelet brekende toxinen
  • tight-junction brekende toxinen
  • enzymen kapotmakende toxinen
  • collagenase
23
Q

hoe slim is salmonella?

A
  • adhesie
  • invasie van enterocyten
  • ook via M cellen en tight junctions dieper in darmwand
  • replicatie in gastheercellen (ook in fagocyten) = evasie immuunsysteem
24
Q

Effect Salmonella op darm

A
  • darmwand (caecum/colon) sterk aangetast
  • hemorragische/pseudomembraneus o.a. door trombose capillairen
  • malabsorptie
  • hypersecretie door ontstekingsmediatoren
  • sepsis (LPS)
25
Q

de 3 bacteriën vergeleken

A
  • E. coli (ETEC) = toxinen - hypersecretie
  • Clostridium = toxinen - necrose
  • Salmonella = toxinen - invasie bacterien