Hoorcollege 6A Flashcards

1
Q

Algemene pathologische veranderingen waarbij weefsel/orgaan kleiner dan normaal is

A
Atrofie = cellen gekrompen/verkleint
Hypoplasie = minder cellen
Aplasie = heeft zich niet ontwikkeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Algemene pathologische veranderingen waarbij weefsel/orgaan groter is dan normaal

A
Hypertrofie = cellen vergroot
Hyperplasie = meer cellen
Neoplasie = nieuwvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Metaplasie

A

is de reversibele verandering van het ene celtype naar het andere celtype op een plaats waar dat normaal niet voorkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Apoptose

A

celdood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Degeneratie/necrose

A

eindstadium apoptose. Het plaatselijk afsterven van weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontsteking

A
reactie van het lichaam op beschadiging van weefsel. 
Roodheid
Zwelling
Pijn
Warm
Gestoorde functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn overige algemeen pathologische veranderingen?

A

ontwikkelingsstoornissen

Liggingsveranderingen en dilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aspecten macroscopische beelden

A
  1. Korte beschrijving van de laesies: grootte, vorm, kleur, distributie, aantal
  2. Morfologische diagnose
  3. Etiologie = oorzaak
  4. Pathogenese = hoe zijn de laesies ontstaan.
  5. Naam van aandoening
  6. DDx = n.a.v. anamnese en patho
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen etiologie en pathogenese?

A
Etiologie = de ziekteverwekker noemen
Pathogenese = hoe de laesies zijn ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een morfologische diagnose?

A

Pathologisch-anatomische diagnose

Beschrijving en interpretatie van de belangrijkste laesies mbv pathologische terminologie zonder uitspraak over de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe de MD opgebouwd voor een ontsteking?

A

Orgaan = meestal wordt hier als achtervoegsel -itis aan toegevoegd

Nadere specificatie = ernst (gering, matig, ernstig), duur (acuut, subacuut, chronisch), verspreiding (vocaal, multifocaal, diffuus), type exsudaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gebruikte anatomische indeling voor reactiepatroon van bovenste gedeelte digestiestelsel

A
  1. mondholte en keel
  2. Gebit/kaak
  3. Tong
  4. Tonsillen
  5. Speekselklieren
  6. Slokdarm en krop
  7. (Voor)magen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ontsteking van de mond

A

stomatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ontsteking van het tandvlees

A

gingivitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ontsteking lippen

A

cheilitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Malocclusie

A

Vaak m.b.t. gebit. Dit betekent dat het gebit niet goed op elkaar aansluit.

Onderscheid tussen:

  • gebit = dentale malocclusie
  • kaak = skeletale malocclusie
  • combinatie
17
Q

Reactiepatroon slokdarm en krop

A
  • obstructie
  • dilatatie = verwijding
  • strictuur = vernauwing
  • degeneratie/necrose
  • esophagitis = ontsteking
  • neoplasie
18
Q

Reactiepatroon voormagen

A
  • tympanie = overvulling met gas
  • Ontsteking
  • Neoplasie
19
Q

Reactiepatroon (leb)maag

A
  • Liggingsverandering
  • Dilatatie/overlading
  • Verandering in lumen (bijv. vreemd voorwerp)
  • Verandering in wand
    a. Slijmproductie = toe/afgenomen met/zonder metaplasie
    b. Regressie = atrofie, degeneratie en necrose met/zonder erosies en ulcera
    c. Proliferatie klierweefsel = toe/afgenomen
    d. Ontsteking
    e. Neoplasie
  • Circulatiestoornissen (bijv. oedeem)
20
Q

Hoe kan je een ante-mortem ruptuur van een postmortale ruptuur onderscheiden?

A

Of dat een ontstekingsreactie op gang is gekomen. Dit gebeurt alleen als het dier nog leeft.

21
Q

rumenitis

A

ontsteking van lumen = pens

22
Q

Typen exsudatieve ontsteking maag

A
  • Catarrhaal = slijmvlieswand nog wel intact, maar wel wat ontstekingscellen.
  • Purulent = pus
  • Hemorragisch = bloedingen
  • Pseudomembraneus (incl ulceratief) = necrose van mucosa, alsof er een soort velletje overheen ligt.
  • Eosinofiel
  • Lymfo(plasma)cellulair
  • -> microscopisch