Hoorcollege 14C Flashcards

1
Q

Functie darm

A
  • Vertering voedsel
  • Absorptie voedingsstoffen
  • Opname water
  • Uitscheiding faeces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lengte darmkanaal

A

Dit is dieetafhankelijk:

  • Carnivoren: kort
  • Herbivoren: lang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vergelijkende anatomie: darm

A

Je kan aan de buitenkant (i.e. anatomie) zien dat een dier een carnivoor of een herbivoor is. Honden hebben een buik die helemaal naar boven trekt, terwijl de buik van een paard juist veel “horizontaler” blijft. Dit heeft te maken met het uitgebreidheid van het darmkanaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opbouw dunne darm

A

Van pylorus t/m ileum

  • Duodenum
  • Jejunum
  • Ileum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opbouw dikke darm

A

vanaf caecum tot anus

  • caecum
  • colon
  • rectum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verdeling darm embryologie

A
  • Voordarm
  • Middendarm (duodenum t/m 1e ⅔ deel colon transversum)
  • Einddarm (laatste ⅓ deel colon transversum t/m rectum)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf darmdraaiing

A

270 graden met de klok mee

Stukje darm steekt achterlangs (caudaal) a. mesenterica cranialis = duodenum.
Stukje darm steekt voorlangs (craniaal) = colon transversum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan het darmpakket wel op een röntgen zichtbaar gemaakt worden?

A

door het dier radioactieve stof te laten innemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf darm hond/kat

A

De hond/kat heeft het “standaard” darmpakket. Zij heeft een kort caecum, die eigenlijk niet nodig is.

De lymfeknopen in darm liggen hoog in de scheilswortel (ver van het darmkanaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf darm varken

A

de dunne darm van het varken is hetzelfde als bij de hond/kat. Het caecum is relatief klein, maar meer in gebruik dan bij carnivoren. Echter, de dikke darm is de vorm van een kegel/trechter.
De kegel is het colon ascendens. Dit gaat vervolgens over in een colon transversum en descendens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf darm rund

A

De dikke darm van de rund ligt in een spiraal vorm en komt vanuit een middelgroot caecum. Dit gaat over in een klein colon transversum.
De lymfeknopen liggen laag in de scheilswortel, dus dicht bij het darmkanaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf darm paard

A

Het caecum van het paard is een groot fermentatievat. Deze ligt aan de rechter kant van het abdomen en loopt vanuit ventraal richting dorsaal. Het caecum gaat over in het colon ascendens. Deze ligt in de vorm van twee hoefijzers op elkaar, waarbij het eerste gedeelte onder ligt en vervolgens naar boven buigt. Het colon transversum verloopt een beetje schuin en is vrij kort. Het colon descendens loopt in een soort zigzag richting het rectum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verloop colon ascendens paard

A

rechts ventraal, ventrale flexura diafragmatica/sternalis, links ventraal, flexura pélvica, links dorsaal, dorsale flexura diafragmatica, rechts dorsaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Digestiestelsel vogel

A

Kliermaag, spiermaag, duodenum, jejenum-ileum, 2 caeca, colon, cloaca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aanvoerende bloedvaten

A

a. coeliaca
a. mesenterica cranialis
a. mesenterica caudalis
a. pudenda interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

a. coeliaca

A

1e deel duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

a. mesenterica cranialis

A

duodenum t/m colon transversum (ligt in scheilswortel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

a. mesenterica caudalis

A

colon descendens + rectum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

a. pudenda interna

A

laatste deel rectum

20
Q

afvoer veneus bloed

A
  • Afvoer van veneus bloed uit MDK naar lever: vena porta
  • Afvoer voorste delen (mondholte) en rectum niet via lever maar rechtstreeks naar de lichaamscirculatie: vena cava cranialis/caudalis
21
Q

Vanuit welk deel van het MDK haalt de vena porta het bloed op?

A

maag t/m colon descendens

22
Q

De mondholte en rectum zijn niet onderdeel van de vena porta. Welk voordeel heeft dit?

A

Omdat het veneuze bloed uit deze regio’s meteen de lichaamscirculatie ingaan, kan hier makkelijk en snel medicatie opgenomen worden, bijv. zetpil of pil onder tong

23
Q

Motilieitspatronen dunne darm

A
  • menging van chymus met verteringssappen
  • buffering door bicarbonaat uit pancreassappen
  • absorptie van voedingsstoffen
  • voortstuwing van inhoud
  • beschermen van mucosa voor zuur maagsap
  • feedback naar maag
24
Q

type contracties dunne darm

A

segmentale en peristaltische contracties, antro-duodenale coördinatie

25
Q

Segmentale contractie

A

Segmentale contractie die niet wordt gevolgd of voorafgegaan door een andere contractie. De contractie optreedt zorgt ervoor de chymus op zijn plek blijft en de chymus mengt.

–> menging door segmentatie

26
Q

Peristaltische contractie

A

peristaltische contracties van oraal naar aboraal: hierbij treedt er een contractie op waarbij de voedselbrok naar verder wordt gebracht: voortstuwing/propulsie

27
Q

peristaltische vs. segmentale contracties

A

voortstuwing vs. menging

28
Q

Regulaties dunne darm contracties

A

ENS + modulerende invloed sympathisch en parasympatisch

29
Q

Antro-duodenale coordinatie

A
  • Proximale duodenum ontspant op het moment van maaglediging (te vergelijken met receptieve relaxatie van de maag!)
  • Snel-lopende peristaltische golf over proximale duodenum:
    a. om de contacttijd tussen kwetsbare duodenum-fucosa en zure maagthymus te beperken
    b. en om de chymus snel tot voorbij de uitmondingen van de ductus pancreaticus en ductus choledochus te brengen
    c. zodat de chymus snel in contact komt met neutraliserend bicarbonaat in pancreassen en gal

–> maar ook: feedbackmechanisme naar de maag!

30
Q

Functie housekeeper motiliteit

A

leegmaken van maag en dunne darmen van achtergebleven voedseldelen, bacteriën en afgestoten epitheel.

31
Q

Hoe werkt housekeeper motiliteit?

A
  • Wanneer de maag leeg is, start de housekeeper.
  • Nieuwe maaltijd stopt de housekeeper
  • Pylorus continu open tijdens housekeeper
  • Housekeeperpatroon is diersoortafhankelijk: bij hond, rat en mens alleen in nuchtere toestand, bij paard en herkauwer wordt de housekeeper ook in een gevuld MDK waargenomen.
32
Q

Contracties in de dunne darm digestieve fase

A
  • segmentale contracties
  • peristaltiek over kleine afstanden (cm)
  • antro-duodenale coördinatie
  • motiliteit vooral ten dienste van menging.

> door ENS gemoduleerd

33
Q

Contractie in de dunne darm interdigestieve fase

A
  • Een peristaltische contractie plant zich voort over de gehele dunne darm: housekeeperactiviteit
  • Motiliteit ten dienste van voortstuwing
  • pylorus open
34
Q

Anatomie dikke darm

A
  • Caecum
  • Colon
  • Rectum
    > lengte, grootte en vorm diersoortafhankelijk
35
Q

Functies dikke darm

A
  • Resorptie van water en elektrolyten
  • Opslagruimte voor fermentatie/absorptie vvz
  • Opslag onverteerbare restanten
  • Absorptie van koolhydraten en eiwitten die nog aanwezig zijn
  • Voortstuwing
36
Q

motiliteit dikke darm

A
  • Segmentale contracties
  • Peristaltiek
  • Antiperistaltiek (fermentatie in caecum)
  • Massa bewegingen (krachtige peristaltische golf over laatste deel dikke darm) > defecatie
37
Q

antiperistaltiek

A

voedsel gaat dan tegen de richting in > terug

38
Q

Regulatie bij voedselopname dikke darm

A

Gastro-colon reflex

  • krachtige contracties dikke darm
  • sphincter tussen dunne en dikke darm relaxeert bij opname voedsel
39
Q

waar bevinden zich sphincters?

A

bij de grensovergangen

  • Pylorus (antrum - duodenum)
  • Ileo-caecale sphincter (ileum-caecum)
  • interne en externe anaalsphincters (rectum - buitenwereld)
40
Q

pylorus

A

gastroduodenal junction

41
Q

Grensconflict op de overgang van maag naar duodenum

A

Maagsap is een agressief mengsel:

  • lage pH
  • duodenum heeft geen maagmucosobarriere

> Daarom: antro-duodenale coordinatie: snelle peristaltische golf (bescherming mucosa duodenum) en afstemming van de maaglediging

42
Q

ileo-caeceale sphincter

A

ileocecal valve

43
Q

Werkingsmechanisme ileo-caecale sphincter

A
  • in rust gecontraheerd
  • distensie van het ileum: relaxatie van de sphincter (passage van darminhoud naar colon)
  • Distensie van het colon: contractie van de sphincter (voorkomen van reflux uit colon)

> dus een wisselwerking tussen relaxatie en contractie van de sphincter.

44
Q

interne en externe anaalsphincters

A

De m. sphincter ani externes is een normale skeletspier.

Aangestuurd door n. pudendus.

45
Q

Coordinatie tussen de interne en de externe anaalsphincters

A

Dit zorgt ervoor dat een dier zindelijk gemaakt kan worden.
Wanneer de interne sphincter ontspant, dan contraheert de externe sphincter.
Er treedt accommodatie op bij de interne sphincters wanneer de externe contraheert door langzaamaan weer aan te spannen.
Er treedt kleine reflux op bij externe sphincter, omdat dan beide sphincters gecontraheerd zijn.