Hoorcollege 8B Flashcards

1
Q

algemene functies maag

A
  1. opslag voedsel
  2. mechanische en chemische verkleining
  3. afgifte maagzuur (onschadelijk maken micro-organismen)
  4. start eiwitvertering (pepsine)
  5. gedoseerde afgifte thymus aan het duodenum
  6. vertering versus fermentatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ligging maag

A

Linker aanzicht = Diafragma, lever en maag. Maag ligt caudaal en meer dorsaal van de lever.

De maag ligt normaal gesproken binnen de riboog, tenzij het dier veel eet dan komt de maag meer ventraal te liggen.
De ingang van de maag ligt op de middenlijn. De pylorus ligt aan de rechter zijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anatomie enkelvoudige maag

A

van craniaal naar caudaal:

  • cardia
  • fundus = opslag voedsel
  • corpus
  • antrum pyloricum
  • pylorus = gecontroleerd voedsel doorsturen naar jejunum.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee ophangbanden maag

A

Omentum majus = curvatura major

Momentum minor = curvatura minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

maagdraaiingen

A

Er treden 2 maagdraaiingen op tijdens de embryonale fase. De darm ligt in een rechte lijn als onderdeel van de oerdarm.

  1. De maag draait 90 graden links. horizontaal
  2. de maag draait nogmaals 90 graden. transversaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omschrijf ligging maag en omenta

A

De dorsale mesogastrium/omentum magus hangt dorsaal naar de maag. Het ventrale mesogastrium/omentum minus verbindt de lever met de maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kan de maag ingedeeld worden?

A

Lumen

  • enkelvoudig = 1 holte
  • meervoudig = meerdere holtes

Slijmvlies (mucosa)

  • eenvoudig = klierrijk slijmvlies
  • samengesteld = klierloos slijmvlies of kleerrijk slijmvlies

Dit verschilt per diersoort bijv. hond (volledig klierrijk), paard (½ klierloos en ½ klierrijk) en varken (grotendeels klierrijk met een klein stukje klierloos en diverticel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opbouw tunica muscularis

A

2 type spierweefsels

  1. circulaire spierweefsel
  2. longitudinale spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bloedverziening maag

A
  • li. + re. A. Gastrica (c. minor)
  • li. + re. A Gastroepiploica (c. major)
  • A. Splenica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

motiliteit van maag

A
  • Digestieve fase (postprandiaal):
    a. tonische contracties in fundus en corpus
    b. peristaltiek in antrum pyloricum
  • interdigestieve fase:
    a. housekeeperactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

functies maag tijdens digestieve fase

A
  • opslag
  • menging voedselmassa met maagsap
  • gecontroleerd transport van chymus naar de dunne darm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee functionele delen maag

A
  1. Proximale maag = proximale tonische deel voor opslag (elastisch reservoir)
  2. Distale maag = distale fasische deel voor menging en voortstuwing naar duodenum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vulling van de maag (3 stappen)

A
  1. receptieve relaxatie en adaptieve relaxatie in proximale deel van de maag: elastisch reservoir
  2. peristaltische contractiegolven distale deel zorgen voor menging, fijnmalen en voortstuwing van de maaginhoud
  3. ontmenging in antrum en zeving in pylorus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functie proximale maag

A

Fundus

  • opslag
  • transport naar distale deel
  • receptieve en adaptieve relaxatie (tonische contracties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Functie distale maag

A

corpus/antrum

  • mengen/verkleinen
  • zeven en transport naar duodenum
  • pacemaker initieert fysische contracties d.m.v. slow wave
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Functie pylorus

A

Het gecontroleerd door voeren van chymus. Verhoogde tonus tijdens astrale contracties + sluiting aan eind van elke contractie.

17
Q

Functie maag tijdens interdigestieve fase

A
  • Aan eind digestieve fase, peristaltiek distale gedeelte gaat over in heftigere meer regelmatische contracties, die bij de cardia beginnen.
  • Lumen distale deel maag volledig dicht gedrukt: maag wordt na gebruik grondig gereinigd
  • 10-15 minuten en bevat 30-50 peristaltische contractiegolven
  • na 1,5-2 uur weer toename maagmotiliteit enkele minuten: verwijderen speeksel, afgestoten epitheelcellen en maagslijm, eindigend met heftige peristaltische golven van cardia tot pylorus: housekeep activiteit.
18
Q

Regulatie enkelvoudige maag

A

Gladde spieren t. muscularis in rust in meer of mindere mate tonische of fasische contracties.
• Deze intrinsieke activiteit kan door de hogere regelsystemen (extrinsiek) in positieve en negatieve zin gemoduleerd worden.

• Extrinsieke regulatie via zenuwen proximale deel maag:

  1. Slikcentrum
  2. Afferente en efferente zenuwen: n. vagus en n. splanchnicus

• Extrinsieke regulatie via zenuwen distale deel maag:

  1. Intramurale plexus (ENS) eerste niveau voor regulatie en integratie (aanpassen contractiliteit aan vullingsgraag en chemische samenstelling)
  2. Een groot deel van de afferente banen staan in verbinding met het autonome zenuwstelsel (communicatie van maag met rest van digestietractus): n. vagus en n. splanchnicus
19
Q

Voorbeeld regulatie maagvulling

A
  • Afbreken motiliteitpatroon interdigestieve fase: inhibitie vanuit slikcentrum naar maag(n. vagus)
  • Slikcentrum initieert ook receptieve relaxatie(n. vagus)
  • Adaptieve relaxatie: vagovagale reflex
  • Regulatie tijdens maagvulling vrijwel geheel neuraal, ook stimulatie maagsapsecretie in eerste instantie onder controle van nerveuze regulatie.
20
Q

Voorbeeld regulatie maaglediging

A
  • Aanpassing maagmotiliteit aan de intragastrische vertering grotendeels via intramurale plexus
  • Rekking proximaal stimuleert peristaltische activiteit distaal (vnl n. vagus!!) = antrale reflex
  • Fundus reflex: te grote aanvoer naar distaal, rekreceptoren, n. splanchnicus, verlaging tonus proximaal
  • Daling pH in duodenum: tonus verlaging proximaal, peristaltiek distaal verlaagd en maagsapsecretie afname (via n. splanchnicus)
21
Q

wat is braken?

A

Defensieve reflex bij misselijkheid:

  • voorkomen van maagovervulling
  • uitstoot van toxines en noten

Ervaringsleren (misselijkheid is een krachtiger aversieve stimulus bij pijn)

22
Q

Waar wordt braken gereguleerd?

A

braakcentrum

23
Q

Braakmechanisme (3 fasen)

A
  1. inleidende fase
  2. kokhalsfase
  3. uitstuwingsfase
24
Q

Inleidende fase braken

A
  • misselijkheid, zweten

- retrograde giant contraction = peristaltische golf van caudal naar craniaal.

25
Q

kokhalsfase braken

A

maaginhoud komt in thoracale oesophagus terecht.

  • contracties en drukveranderingen
  • UES en LES zijn ontspannen
  • longitudinale spieren slokdarm zijn maximaal gecontraheerd: cardia in borstholte
  • menging en afname viscositeit.
26
Q

uitstuwingsfase braken

A
  • druk in abdomen hoog
  • onderdruk thorax, gevolgd door overdruk
  • expulsie
  • aanpassing lichaamshouding
  • toename speekselsecretie
  • toegang tot nasopharynx gesloten
27
Q

Bursa omentalis

A

de ruimte bij de twee omenta dat niet is opgevuld.

28
Q

margo plicaris

A

de overgang van klierrijk slijmvlies naar klierloos slijmvlies maag

29
Q

waarom toename speeksel tijdens braken?

A

om het zure sap uit de maag te neutraliseren met bicarbonaat.