Les 42 Flashcards
1
Q
voorbij
A
over
2
Q
begon (beginnen)
A
started
3
Q
cursisten (de cursist)
A
students
4
Q
hadden daar moeite mee (er moeite mee
A
had difficulty with that
5
Q
vonden (vinden)
A
assignments
6
Q
opdrachten (de opdracht)
A
do
7
Q
oefenen
A
a matter of
8
Q
een kwestie van
A
on it
9
Q
bureau (het)
A
come along
10
Q
ga … mee (meegaan)
A
society
11
Q
twijfelt (twijfelen)
A
decision
12
Q
beslissing (de)
A
taken
13
Q
concreet
A
have doubts
14
Q
twijfel (twijfelen)
A
look for
15
Q
verwacht (verwachten)
A
set up
16
Q
opzetten
A
continue
17
Q
gaan door (doorgaan)
A
pass
18
Q
eindelijk
A
finally
19
Q
voorbij
A
over