Les 28 Flashcards
1
Q
Randstad
A
Randstad
2
Q
gebied (het)
A
area
3
Q
bestaat uit (bestaan uit)
A
consists of
4
Q
erin
A
in it
5
Q
in feite
A
in fact
6
Q
beschouwen
A
consider
7
Q
geheel
A
entity
8
Q
plek (de)
A
place
9
Q
Europa
A
Europe
10
Q
Schiphol
A
Schiphol
11
Q
behoort tot (behoren tot)
A
is amongst
12
Q
schip (het)
A
ship
13
Q
vanuit
A
from
14
Q
bereiken
A
reach
15
Q
om die reden
A
for
16
Q
reden (de)
A
reason
17
Q
gevestigd (vestigen)
A
located
18
Q
handel (de)
A
trade
19
Q
Keukenhof (de)
A
Keukenhof
20
Q
logische (logisch)
A
logical
21
Q
gevolg (het)
A
consequence
22
Q
hiervan
A
of this
23
Q
werk (het)
A
work
24
Q
terwijl
A
whereas
25
1/5 = één vijfde
1/5 = one fifth
26
gebrek (het)
lack
27
gebrek aan
lack of
28
geschikte (geschikt)
suitable
29
elders
elsewhere
30
tuin (de)
garden
31
vandaar
that's why
32
verkeer (het)
traffic
33
volledig
completely
34
vast
stuck
35
negatieve (negatief)
negative
36
gevolgen (het gevolg)
effects
37
lucht (de)
air
38
men
one
39
verliest (verliezen)
loses
40
nationaliteiten (de nationaliteit)
nationalities
41
landen (het land)
countries
42
Angola
Angola
43
Zweden
Sweden
44
tram (de)
tram
45
hoort (horen)
hear
46
heel wat
many
47
herken (herkennen)
recognize