Les 26 Flashcards
politie (de)
police
laatst
recently
reed (rijden)
drove
weg (de)
road
help (helpen)
help
deed (doen)
did
verkeerd
wrong
vreemd
strange
hè
isn’t it
gevoel (het)
feeling
iets verkeerds
something wrong
raar
weird
helpt (helpen)
helps
ongeluk (het)
accident
gebeurd (gebeuren)
happened
rijd (rijden)
drive
door
through
maakt (maken)
takes
foto (de)
photo
licht (het)
light
wijst (wijzen)
points out
gevaren (het gevaar)
dangers
boete (de)
fine
betaalt (betalen)
pay
biertjes (het biertje)
beers
gedronken (drinken)
drunk
rijden
drive
agent (de)
police officer
veilig
safely
aankomt (aankomen)
arrive
politiebureau (het)
police station
geef (geven)
throw
feestje (het)
party
horen
hear
toont (tonen)
shows
belangstelling (de)
interest
duren
last
onbekende (onbekend)
stranger
legt … uit (uitleggen)
explains
stelen
steal
gestolen (stelen)
stolen
conclusie (de)
conclusion
vorige (vorig)
last
ingebroken (inbreken)
broken into
meteen
immediately
zeer
very
zaak (de)
case
laat (laten)
let (make)
lachen
laugh
slechte (slecht)
bad
ervaringen (de ervaring)
experiences
aangifte (de)
police report
aangifte doen
file a police report
ieder
every
duizenden
thousands
fietsen (de fiets)
bicycles