Les 35 Flashcards
1
Q
gelukkige (gelukkig)
A
happy
2
Q
behoren
A
belong
3
Q
gelukkigste
A
happiest
4
Q
in totaal
A
in total
5
Q
betrokken (bij)
A
involved
6
Q
jongens (de jongen)
A
boys
7
Q
blijken
A
turn out to be
8
Q
gelukkiger
A
happier
9
Q
meisjes (het meisje)
A
girls
10
Q
las (lezen)
A
read
11
Q
bericht (het)
A
story
12
Q
gisteravond
A
yesterday evening
13
Q
gelezen (lezen)
A
read
14
Q
nieuws (het)
A
news
15
Q
blije (blij)
A
happy
16
Q
speciale (speciaal)
A
special
17
Q
organisatie (de)
A
organization