Les 27 Flashcards
vieren
celebrate
gefeliciteerd
congratulations
verjaardag (de)
birthday
vele (veel)
many
cadeautje (het)
present
meegebracht (meebrengen)
brought along
blij
happy
drinken
drinks
bedoeling (de)
idea
uitgebreid
extensively
geven
give (throw)
vanwege
because of
ter gelegenheid van
on the occasion of
gelegenheid (de)
occasion
examen (het)
exam
gebeurtenis (de)
event
gevonden (vinden)
found
geworden (worden)
turned
bedenken
think of
kennen
know
nationale (nationaal)
national
april
April
koningsdag (de)
King’s Day
dan
then
koning (de)
king
koningin (de)
queen
bezoeken
visit
elk
each
bepaalde (bepaald)
certain
mei
May
einde (het)
end
wereldoorlog (de)
World War
ter herinnering aan
in memory of
herinnering (de)
memory
slachtoffers (het slachtoffer)
victims
oorlog (de)
war
Sinterklaas
Saint Nicholas
brengt (brengen)
brings
cadeautjes (het cadeautje)
presents
Spanje
Spain
volwassenen (de volwassene)
adults
persoonlijk
in person
cadeau (het cadeau)
present
gedicht (het)
poem
knap
amazing
Kerst
Christmas
Nieuwjaar
New Year
feestdag (de)
holiday
moslims (de moslim)
Muslims
Suikerfeest (het)
Sugar Feast
datum (de)
date
echter
however