Les 38 Flashcards
1
Q
welkom
A
welcome
2
Q
presentatie (de)
A
presentation
3
Q
planten (de plant)
A
plants
4
Q
sterven
A
die
5
Q
niveau (het)
A
level
6
Q
onderzoeken (het onderzoek)
A
studies
7
Q
leveren
A
produce
8
Q
bewijs (het)
A
evidence
9
Q
alsof
A
as if
10
Q
niks
A
nothing
11
Q
realiseren
A
realize
12
Q
gevaarlijke (gevaarlijk)
A
dangerous
13
Q
toestand (de)
A
situation
14
Q
ontstaat (ontstaan)
A
arises
15
Q
wijze (de)
A
manner
16
Q
doorgaan
A
continue
17
Q
zullen
A
will
18
Q
rampen (de ramp)
A
disasters
19
Q
plaatsvinden
A
take place
20
Q
verwachting (de)
A
expectation