Les 33 Flashcards
papieren (het papier)
papers
formulieren (het formulier)
forms
invullen
fill out
gesprekken (het gesprek)
conversations
gesprek voeren
have a conversation
organisaties (organisatie)
organizations
paspoort (het)
passport
visum (het)
visa
wilde (willen)
wanted
EU-land (het)
EU country
verblijfsvergunning (de)
residence permit
kreeg (krijgen)
received
IND (de)
IND
immigratiedienst (de)
immigration service
inburgering (de)
civic integration
inburgeringstoets (de)
civic integration test
zeiden (zeggen)
said
nadat
after
liet (laten)
had
zich
himself
gemeente (de)
municipality
zich registreren
register
tegelijk
at the same time
burger (de)
civilian
belasting (de)
tax
gegevens (de)
data
eveneens
also
belastingdienst (de)
tax office
hoorde (horen)
heard
buitenlandse (buitenlands)
foreign
rijbewijs (het)
driving licence
mocht (mogen)
was allowed
voorlopig
for the time being
gehaald (halen)
got (passed)
geval (het)
case
aanvragen
apply for
bleek (blijken)
turned out to be
afhankelijk van
depending on
vergunning (de)
permit
geregeld (regelen)
arranged
UWV (de)
UWV
terecht kunnen
can go
verzekering (de)
insurance
tegen
for
ziektekosten (de)
medical expenses
afsluiten
take out
anders
otherwise
diploma’s (het diploma)
diplomas
vergelijken
compare