Les 41 Flashcards
1
Q
how are
A
hoe gaat het met
2
Q
feel
A
voel (zich voelen)
3
Q
at first
A
aanvankelijk
4
Q
was surprised
A
verbaasde (verbazen)
5
Q
low
A
lage (laag)
6
Q
notice
A
valt … op (opvallen)
7
Q
remember
A
herinner … me (zich herinner
8
Q
bag
A
tas (de)
9
Q
grab
A
pakken
10
Q
admit
A
toegeven
11
Q
strange
A
gek
12
Q
appointments
A
afspraken (de afspraak)
13
Q
restless
A
onrustig
14
Q
hour
A
uurtje (het uurtje)
15
Q
is learning
A
leert (leren)