Les 35 Flashcards
happy
gelukkige (gelukkig)
belong
behoren
happiest
gelukkigste
in total
in totaal
involved
betrokken (bij)
boys
jongens (de jongen)
turn out to be
blijken
happier
gelukkiger
girls
meisjes (het meisje)
read
las (lezen)
story
bericht (het)
yesterday evening
gisteravond
read
gelezen (lezen)
news
nieuws (het)
happy
blije (blij)
special
speciale (speciaal)
organization
organisatie (de)
checks
controleert (controleren)
houses
huizen (huis)
surroundings
omgeving (de)
little friends
vriendjes (het vriendje)
little friends (girls)
vriendinnetjes (het vriendinnetje)
safe
veilige (veilig)
situation
situatie (de)
upbringing
opvoeding (de)
point
punt (het)
g houden met) take into account
houdt rekening met (rekening houden met)
opinions
meningen (de mening)
feelings
gevoelens
applies
geldt (gelden)
concerns
betreft (betreffen)
example
voorbeeld (het)
lives
leeft (leven)
poor
arm
participate
meedoen
chances
kansen (de kans)
by the way
overigens
boring
saaie (saai)
moments
momenten (het moment)
is bored
verveelt (zich vervelen)
thinks
denkt (denken)
wish
wou (willen)
little dogs
hondjes (het hondje)