Les 40 Flashcards
times
tijden (de tijd)
changed
veranderd (veranderen)
imagine
voorstellen
generation
generatie (de)
lived
leefde (leven)
of course
natuurlijk
mobile
mobiele (mobiel)
telephones
telefoons (de telefoon)
debit card
pinpas (de)
euros
euro’s (de euro)
supermarkets
supermarkten (de supermarkt)
of
keuze aan
potato
aardappel (de)
originally
oorspronkelijk
in those days
destijds
borders
grenzen (de grens)
closed
gesloten (sluiten)
existed
bestond (bestaan)
different
ander
out of
op
it’s true
weliswaar
of them
er
played
speelden (spelen)
by hand
met de hand
more difficult
moeilijker
limit
beperken
in massive numbers
massaal
weapons
wapens (het wapen)
violence
geweld (het)
position
positie (de)
demand
eisen (de eis)
seventy
zeventig
pregnant
zwanger
became
werden (worden)
since then
sindsdien
woman
vrouw (de)
law
wet (de)
twentieth
twintigste
took place
vond … plaats (plaatsvinden)
change
verandering (de)
enormous
enorme (enorm)
respects
opzichten (het opzicht)
such
dergelijke (dergelijk)
entire
hele (heel)
by it
erdoor