Les 31 Flashcards
stay
blijf (blijven)
die
overlijden
get
haal (halen)
complete
complete (compleet)
fat
vet (het)
sugar
suiker (de)
it’s a shame
jammer
₋
er…van
fat
dik
move
bewegen
legs
benen (het been)
feet
voeten (de voet)
of
kans op
back problems
rugproblemen
loud
harde (hard)
get problems with
krijgen last van (last krijgen van)
ears
oren (het)
alcohol
alcohol (de)
dangerous
gevaarlijk
leads to
leidt tot (leiden tot)
accidents
ongelukken (het ongeluk)
increases
neemt … toe (toenemen)
among
onder
youth
jeugd (de)
advice
raad (de)
doctors
artsen (de arts)
claim
beweren
red
rode (rood)
wine
wijn (de)
scientifically
wetenschappelijk
proven
bewezen (bewijzen)
probably
waarschijnlijk
connection
verband (het)
believe
geloven
enjoy
geniet van (genieten van)
life
leven (het)
smoking
roken
voice
stem (de)
yourself
jezelf
young people
jongeren (de jongere)
cigarettes
sigaretten (de sigaret)
sold
verkocht (verkopen)
train stations
stations (het station)
cafes
cafés (het café)
places
plaatsen (de plaats)
forbidden
verboden
stopping
stoppen
forbids
verbiedt (verbieden)
perhaps
wellicht
beer
bier (het)
of that
daarvan