Les 32 Flashcards
1
Q
especially
A
speciaal
2
Q
offer
A
bieden
3
Q
seen
A
gezien (zien)
4
Q
dares
A
durft (durven)
5
Q
taken
A
genomen (nemen)
6
Q
rides
A
rijdt (rijden)
7
Q
directly
A
rechtstreeks
8
Q
ideal
A
ideaal
9
Q
canals
A
grachten (de gracht)
10
Q
experience
A
meemaken
11
Q
buildings
A
gebouwen (het gebouw)
12
Q
seventeenth
A
zeventiende
13
Q
century
A
eeuw (de eeuw)
14
Q
along
A
langs
15
Q
after that
A
vervolgens
16
Q
appointment
A
afspraak (de)
17
Q
although
A
hoewel
18
Q
such a
A
zo’n
19
Q
at least
A
minstens
20
Q
before
A
voordat