Les 29 Flashcards
1
Q
free time
A
vrije tijd (de)
2
Q
means
A
betekent (betekenen)
3
Q
enjoying
A
genieten (van)
4
Q
peace and quiet
A
rust (de)
5
Q
active
A
actief
6
Q
more busy
A
drukker
7
Q
determines
A
bepaalt (bepalen)
8
Q
in which
A
waarop
9
Q
spend
A
besteedt (besteden)
10
Q
media
A
media (het medium)
11
Q
influence
A
invloed (de)
12
Q
exactly
A
precies
13
Q
spend
A
besteed (besteden)
14
Q
normally
A
normaal gesproken
15
Q
sports
A
sport (de)
16
Q
interest in
A
belangstelling voor
17
Q
once in a while
A
wel eens
18
Q
concert
A
concert (het)
19
Q
with
A
bij voorkeur
20
Q
preference
A
voorkeur (de)
21
Q
serious
A
serieuze (serieus)