Les 39 Flashcards
politics
politiek (de)
voters
kiezers (de kiezer)
vote for
stemmen op
person
persoon (de)
party
partij (de)
political
politieke (politiek)
parties
partijen (de partij)
left
linkse (links)
right
rechtse (rechts)
Christian
christelijke (christelijk)
formed
gevormd (vormen)
majority
meerderheid (de)
collaborate
samenwerken
agree on
zijn het eens over (het eens zijn over)
discuss
bespreken
prime minister
minister-president (de)
ministers
ministers (de minister)
central
centrale (centraal)
health
gezondheid (de)
holds
voert (voeren)
intense
stevige (stevig)
debates
debatten (het debat)
night
nacht (de)
fierce
felle (fel)
criticism
kritiek (de)
react
reageren
minister
minister (de)
reaction
reactie (de)
convince
overtuigen
wish
wensen
changes
veranderingen (de verandering)
wish
wens (de)
refuse
weigeren
trust
vertrouwen (het)
forces
verplicht (verplichten)
or
of
power
macht (de)
task
taak (de)
check
controleren
laws
wetten (de wet)
adopted
aangenomen (aannemen)
politicians
politici (de politicus)
head of state
staatshoofd (het staatshoofd)
symbolic
symbolische (symbolisch)
receives
ontvangt (ontvangen)
representative
vertegenwoordiger (de)
connecting
verbindende (verbinden)
organized
georganiseerd (organiseren)
such
dergelijk