Les 23 Flashcards
half –> half(way)
op de helft
since
sinds
chapter
hoofdstuk (het)
started
begonnen (beginnen)
topics
onderwerpen (het onderwerp)
treated
behandeld (behandelen)
by now
inmiddels
certainly
vast
noticed
gemerkt (merken)
easy
gemakkelijk
just
maar
despite
ondanks
fairly
behoorlijk
explain
verklaar (verklaren)
simple
simpel
reasons
redenen (de reden)
use
gebruik (gebruiken)
regularly
regelmatig
rest
rest (de)
hardly at all
nauwelijks
grammar
grammatica (de)
difficult
lastig
after all
immers
error
fout (de)
make
maken
errors
fouten (de fout)
by
door
disappear
verdwijnen
such
zulke
over time
in de loop van de tijd
counting
tellen
ask
vraag (vragen aan)
plus
plus
minus
min
fact
feit (het)
only
slechts
honestly
eerlijk
spoken
gezegd (zeggen)
with that
daar … mee
agree
mee eens (het er – – zijn)
easier
makkelijker
realize
beseft (beseffen)
almost
zowat
remember
onthouden
repeat
herhaalt (herhalen)
enough
voldoende
spend on
besteden aan
topic
onderwerp (het)
discussion
discussie (de)
opinion
mening (de)