Les 17 Flashcards
is doing
doet (doen)
housekeeping
huishouden (het)
research
onderzoek (het)
shows
blijkt
one in …
een op de …
percent
procent (het)
really
werkelijk
ask
vragen aan
absolutely
absoluut
cook
kook (koken)
make coffee
zet koffie (koffie zetten)
some
wat
daily
dagelijkse (dagelijks)
tidying up
opruimen
doing the dishes
afwassen
cleaning
schoonmaken
laundry
was (de)
kind
soort (de)
things
zaken (de zaak)
for that
daar … voor
nice
aardige
of course
uiteraard
pleasure
plezier (het)
hobby
hobby (de)
nowadays
tegenwoordig
hard
hard
washing machine
wasmachine (de)
evening
avond (de)
past
verleden tijd
take
neem
earns
verdient (verdienen)
money
geld (het)
takes care
zorgt (zorgen)
modern
modern
thirteen
dertien
women
vrouwen (de vrouw)
impossible
onmogelijk
keep
houden
stays
blijft (blijven)
toilet
toilet (het)
tasks
taken (de taak)
in that
daar … in
that much
zoveel
divided
verdeeld (verdelen)
did
deden (doen)
wife
vrouw (de)
full-time
volledige (volledig)
job
baan (de)
half
halve (half)
biggest
grootste
part
deel (het)
cooks
kookt (koken)
the one
degene
do the dishes
wassen … af (afwassen)