HC 2.8 Flashcards

1
Q

Kolonisatie

A

Micro-organismen zijn aanwezig, maar veroorzaken op dit moment geen infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stappen van kolonisatie tot infectie

A
  • Kolonisatie en adhesie
  • Biofilm formatie
  • Lokale invasie
  • Verspreiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet-specifieke afweermechanismen

A
  • Lysozym en secretoir IgA in secreten
  • Droge en licht zure huid (pH 5.5)
  • Competitie door commensale flora in darm en vagina
  • Reinigende werking van urine en sperma
  • Reiniging via traanvocht, speeksel en slijm
  • Tapis roulant door trilhaarepitheel
  • Reinigen van darm via maagzuur, gal, pancreas- en darmsappen
  • Verwijdering van huidschilfers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvan is het wel of niet kunnen koloniseren afhankelijk?

E. coli en S. aureus

A

Mogelijkheid tot adhesie

E.coli: kleine pili aan buitenkant waarmee ze zich goed kunnen vasthechten aan oppervlakten (urogenitale epitheel)

S. aureus: clumbing factor B wat makkelijk kan binden aan keratine in de epidermis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biofilm

A
  • Samen staan micro-organismen sterker
  • Als biofilm klonteren en zo meer schade aanrichten
  • Er ontstaan verbindingen tussen bacteriën bestaande uit fibrinedraden waardoor een hechte kolonie van bacteriën ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voordelen biofilm

A
  • Bescherming tegen gevaren van buitenaf: bacteriën worden minder gevoelig voor AB en fagocytose, maar ook voor stroming in bloed of in urinewegen
  • Activatie van adhesiemoleculen om stand te houden in een gunstige omgeving
  • Uitwisselen van genetisch materiaal (plasmiden): op deze manier kan bijvoorbeeld AB resistentie overgedragen worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Locatie biofilm formatie

A
  • Gekarakteriseerd door een doorbreking van de natuurlijke barrieres die het lichaam normaal beschermen
  • Decubitis
  • Prothese infecties
  • Infecties door verbindingen in het lichaam (centraal veneuze lijn, katheter, urine stent, galblaas stent, peritoneale dialyse)
  • Longontstekingen (CF)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tussen bacteriën grote verschillen in virulentie

A
  • S. aureus kan infecties veroorzaken
  • CNS is veel minder virulent, bacterie mist namelijk coagulase. Dit is het enzym wat bij S. aureus kan zorgen voor de omzetting van fibrinogeen in fibrine. Fibrine wordt gebruikt bij het vormen van een biofilm dus een CNS zal niet snel als biofilm voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 kenmerken van ontsteking

A
  • Roodheid
  • Warmte
  • Zwelling
  • Pijn
  • Functieverlies

Als de micro-organismen eenmaal ergens gelokaliseerd zijn kunnen ze schade veroorzaken door lokale invasie. Vervolgens is er activatie van immuunsysteem. Vaak wordt ook de stolling geactiveerd om te voorkomen dat de bacterie zich via de circulatie kan verspreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verspreiding

A
  • Van lokaal naar andere plekken in het lichaam
  • Via lymfebaan, bloedbaan, pleuraholte of peritoneum
  • Als het immuunsysteem er niet in slaagt om de indringers tijdig te elimineren kunnen de micro-organismen zich verspreiden
  • Zo ontstaat er een systemische infectie waardoor verspreid door het lichaam verschillende klachten kunnen ontstaan

Voorbeelden: endocarditis, splinterbloedingen, petechiën, osler nodes, Janeway lesions waardoor sepsis kan ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sepsis

A
  • Levensbedreigende orgaanschade veroorzaakt door een ontregelde afweer tegen infecties
  • Kan verder ontwikkelen tot een septische shock waarbij er sprake is van aanhoudende hypotensie ondanks adequate vulling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Criteria sepsis waarvan tenminste aan 2 factoren moet worden voldaan

A
  • Ademhaling: omlaag PaO2/FiO2
  • Zenuwstelsel: omlaag bewustzijn op Glasgow Coma Scale
  • Circulatie: hypotensie of noodzaak tot vasopressine
  • Lever: omhoog bilirubine
  • Stolling: omlaag trombocyten
  • Nieren: omhoog creatinine en oliguria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Enterococcus faecium

A
  • Weinig virulente bacterie
  • Kan wel goed hechten op kunstmatig materiaal
  • Als deze bacterie gevonden wordt bij een patiënt met een katheter zorgt dit in veel gevallen voor het verwisselen van de katheter voor eliminatie van bacterie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

E. coli

A

Berucht voor het veroorzaken van UWI, omdat de pili van de bacterie goed kunnen binden op het urogenitale epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

S. aureus kan op veel verschillende plaatsen van het lichaam schade aanrichten

A
  • Huidinfecties: cellulitis, furunkel (steenpuist), impetige (krentenbaard), erysipelas (wondroos), mastitis (borstontsteking), paronychia (nagelriemontsteking), panaritium (fijt), (postoperatieve) wondinfecties
  • Botten en gewrichten: osteomyelitis (botinfectie), spondylodiscitis (ontsteking van wervellichaam en tussenwervelschijf), septische artritis
  • Luchtwegen: pneumonie (secundair na influenza)
  • Hart en thorax: endocarditis (naïeve klep/kunstklep)
  • Toxine gemedieerde ziektebeelden: toxisch-shock syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly