HC 1.3 & 1.6: Virologie - een inleiding Flashcards
Obligaat intracellulaire parasieten
- Virussen
- Virus heeft altijd een gastheercel nodig om zich te vermenigvuldigen
Virus
- DNA of RNA
- Verspreiden de infectie naar nieuwe cellen
- Extracellulaire vorm is partikel of virion
- Altijd besmettelijk en infecteert nieuwe cellen
- Niet altijd ziekteverwekkend
- Passieve agentia: denken niet, geen plan
- Kunnen ziekten veroorzaken, maar zelf geen belang bij, want als gastheer overlijdt gaat het virus mee ten onder
Intracellulaire fase x virus
Virus zit in cel en partikel is uit elkaar gevallen
Extracellulaire fase x virus
Virus bestaat uit een stabiel compact partikel buiten de cel
Waar bestaat een virus uit?
- Afleversysteem: buitenkant viruspartikel
- Lading: genetisch materiaal van virus
Virus valt cel aan en gebruikt grondstoffen en energie van de cel om zichzelf te reproduceren
Virus x groei
Delen in 2, die delen weer in 2, dus exponentiële groei
Virus x groei
Infecteert de cel, eclipse fase (fase waarbij virus niet te detecteren is), hele lading virussen naar buiten wat ten koste gaat van gastheercel
Classificaties waarin virussen onderscheiden kunnen worden
- Ziekte
- Morfologie (vorm en genetisch materiaal)
- Replicatiestrategie (Baltimore classificatie)
Ziekte als classificatie
Voorbeelden
- Virus kan koppelen aan ziekte (AIDS/hiv, griep/influenzavirus, mazelen/mazelenvirus
- In veel gevallen gaat classificatie goed, maar dekt niet helemaal de lading
- Virus kan verschillende ziekten veroorzaken
- Verschillende varianten van een ziekte kunnen veroorzaakt worden door verschillende virussen
- Lastig te achterhalen wat veroorzaker is van symptomen
CMV: mononucleosis, hepatitis, retinitis, colitis, pneumonitis, maar ook geen ziekte
HSV: ooginfecties, koortslip, genitale herpes, encefalitis
Vorm als classificatie
Voorbeeld
- EM
- 100x kleiner dan gastheercel
- Virussen kunnen genetisch materiaal goed gecondenseerd en beschermd inpakken
- Moeilijk om alleen o.b.v. vorm en morfologie van het virus een classificatie te maken
- Sommige virussen hebben dezelfde vorm, maar veroorzaken toch andere infecties
Ebolavirus: ziet eruit als een draad, maar er zijn meer virussen die er zo uitzien
Genetisch materiaal als classificatie
- Non-enveloped virus: naakt virus dat een eiwitcapside bevat met daarin genetisch materiaal, moeilijker te inactiveren met alcohol en zeep
- Enveloped virus: envelop afkomstig van gastheer, lipidemembraan, makkelijk te inactiveren
Norovirus is zonder envelop!
DNA kijken naar
- ES
- DS
- Lineair
- Circulair
RNA kijken naar
- Positive stranded
- Negative stranded
- ES
- DS
- Lineair
- Circulair
- Envelop
Alleen van positive stranded RNA kunnen eiwitten gemaakt worden
Replicatiecyclus van het virus
- Aanhechting
- Entree van virale genoom
- Transcriptie, translatie en replicatie
- Assemblage
- Budding en release
Aanhechting
- Virussen gebruiken receptoren op het celoppervlak voor aanhechting en voor het betreden van gastheercel
- Capside van envelop bepaalt specificiteit van gastheercel
- Belangrijk dat virus gaat zitten op een cel waar het virus wat aan heeft = tropisme
- Afhankelijk van permissiviteit van de cel (vermogen van cel om replicatie te ondersteunen) hecht het virusdeeltje
- Als de cel de juiste receptor heeft, is hij suscepitable voor het virus
Tropisme
Belangrijk dat het virus gaat zitten op een cel waar het virus wat aan heeft
Permissiviteit
Vermogen van de cel om de replicatie te ondersteunen
Entree van het virale genoom
- Penetratie: virussen zonder envelop
- Endocytose: virussen met en zonder envelop
- Membraanfusie: met envelop
Transcriptie, translatie en replicatie
- Nieuw DNA of RNA vormen
- mRNA wordt afgelezen waardoor eiwitten gevormd worden (o.a. voor de vorming van capside)
Assemblage
- Virale eiwitten vormen in de cel een nieuw virusdeeltje
- Capside wordt om het genetische materiaal gevormd
Budding en release
Virus naar buiten brengen uit de cel
Baltimore classificatie
- Geeft inzicht in hoe het virale genoom zich repliceert
- Virale genoom wordt altijd omgezet in mRNA
- Wordt getransleerd naar een eiwit en dat wordt vermenigvuldigd
- Bij RNA onderscheid maken tussen + en -
Detectie gastheer immuunrespons (indirect)
- Antilichaamrespons
- Innate immuunrespons
- T-lymfocyt responsen
Detectie van het virus (direct)
- Detectie van het virale genoom
- Directe immunofluorescentie of EM
- Pathologie, immunohistochemie
- Virusisolatie
- Virale antigeen (ELISA)